ECLI:NL:RBDHA:2022:9839

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 augustus 2022
Publicatiedatum
27 september 2022
Zaaknummer
C/09/629695 / JE RK 22-1047
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met afwijzing van verzoeken tot benoeming van een bijzonder curator en vaststellen zorgregeling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 11 augustus 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2010. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gronden voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn, gezien de persoonlijke problematiek van de ouders en de noodzaak voor een stabiele opvoedomgeving voor de minderjarige. De gecertificeerde instelling heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing, omdat de ontwikkeling van de minderjarige in het pleeggezin goed verloopt, ondanks de problematiek van de ouders. De vader heeft berust in de verlenging, maar heeft ook zelfstandige verzoeken ingediend voor de benoeming van een bijzonder curator en het vaststellen van een zorgregeling. De kinderrechter heeft deze verzoeken afgewezen, omdat er geen strijdige belangen zijn aangetoond en de huidige regeling voldoende is. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 15 juli 2023, met behoud van de gecertificeerde instelling. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/629695 / JE RK 22-1047
Datum uitspraak: 11 augustus 2022

Beschikking van de kinderrechter

I: Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
II: Afwijzing verzoek benoemen bijzonder curator
III: Afwijzing verzoek tot vaststellen zorgregeling
in de zaak naar aanleiding van het op 20 mei 2022 ingekomen verzoekschrift van:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
betreffende:

[minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2010 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man]

hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. J.S. Dijkstra, gevestigd in Den Haag,

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[pleegvader]
de pleegvader,
en
[pleegmoeder]
de pleegmoeder,
hierna ook gezamenlijk te noemen: de pleegouders.

Het procesverloop

Bij beschikking van 12 juli 2022 heeft de kinderrechter in deze rechtbank de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verlengd van 15 juli 2022 tot 15 augustus 2022. De behandeling van het verzoek voor het overige is aangehouden tot deze zitting.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder nu ook:
  • de beschikking van 12 juli 2022;
  • het advies van de Raad voor de Kinderbescherming als bedoeld in artikel 1:265j, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek van 21 juli 2022;
  • het verweerschrift van de zijde van de vader, tevens zelfstandig verzoeken van 28 juni 2022;
  • de wijziging van het petitum en overlegging van productie 1 van de zijde van de vader van 13 juli 2022.
Op 11 augustus 2022 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de pleegmoeder,
  • [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
  • de begeleider van de vader: [begeleider] , als toehoorder.
De moeder is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

Verzoek gecertificeerde instelling en verweer

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar, alsmede tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling. Hiertoe voert de gecertificeerde instelling het volgende aan. [minderjarige] ontwikkelt zich goed en veilig binnen het pleeggezin. De moeder heeft maandelijks begeleid bezoek met [minderjarige] bij Jeugdformaat. Zij kampt, voor zover de gecertificeerde instelling daarvan op de hoogte is, nog steeds met persoonlijke problematiek, zoals verslavings- en psychische problematiek. [minderjarige] heeft eens per twee weken contact met zijn vader. Dit contact verloopt goed, maar [minderjarige] geeft aan geen behoefte te hebben aan uitbreiding van het aantal momenten. Tegen verlenging van de duur van de bezoeken heeft hij geen bezwaar. De gecertificeerde instelling zoekt wel naar mogelijkheden om die momenten in duur uit te breiden en bijvoorbeeld te verplaatsen naar het weekend. Ter zitting is aangevuld dat de gecertificeerde instelling ook bereid is om een dergelijke uitbreiding op schrift te stellen.
Het gaat niet goed met de gezondheid van de vader, en zijn gezondheidstoestand zal de komende jaren nog verder verslechteren. Er wordt gewerkt aan een traumaverwerkingsverhaal voor [minderjarige] . De inschatting is dat dit traject ongeveer zes maanden zal duren. [minderjarige] wordt nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd en door zijn belaste verleden heeft [minderjarige] bovengemiddeld sensitieve opvoeders nodig. De ouders van [minderjarige] zijn niet in staat om de benodigde stabiele opvoedomgeving te bieden. Het is daarom in het belang van [minderjarige] dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing worden verlengd.
Ter zitting heeft de advocaat van de vader verklaard dat de vader berust in de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing. De punten die opgenomen zijn in het verweerschrift, moeten gezien worden als punten van kritiek.

Zelfstandige verzoeken vader

De zelfstandige verzoeken (in gewijzigde variant) worden wel gehandhaafd. Er wordt ten eerste verzocht een bijzonder curator te benoemen om de belangen van [minderjarige] te behartigen ex art 1:250 BW. Daartoe is - samengevat en zakelijk weergegeven – het volgende aangedragen. Vanwege zijn gezondheidssituatie vindt de vader het nog belangrijker om zo snel mogelijk meer contact met [minderjarige] te krijgen. Tussen de gecertificeerde instelling en de vader bestaat al langere tijd een conflict over [minderjarige] en de contactregeling. Benoeming van een bijzonder curator is noodzakelijk gelet op deze belangenstrijd.
Ten tweede wordt de kinderrechter verzocht over te gaan tot het vaststellen van een (opbouwende) contactregeling en er wordt verzocht om een (eind)zorgregeling te bepalen waarin [minderjarige] in een 6-weekse cyclus in het weekend van elke tweede week en vierde week op zaterdag bij de vader is van 11:00 tot 19:30 uur en in het weekend van de zesde week van vrijdag 17:00 uur tot zondag 19:30 uur, waarbij de pleegouders [minderjarige] telkens brengen naar de vader en de vader [minderjarige] terugbrengt. Daarnaast wordt verzocht om te bepalen dat vakanties, feestdagen en verjaardagen worden verdeeld zoals opgenomen in het voorgestelde schema. Ten slotte wordt verzocht om een opbouwregeling te bepalen conform de opbouw zoals in het bij het verzoek gevoegde schema is neergelegd. Ter zitting heeft de advocaat namens de vader verduidelijkt dat het gaat om een verzoek op grond van artikel 1:265f BW. Volgens de vader gaat uitbreiding van het contact te langzaam. Er wordt te voorzichtig gedaan en er wordt volledig afgegaan op wat [minderjarige] zegt. Intussen blijft de huidige regeling van eens per 2 weken onveranderd. Dit zorgt voor vervreemding van [minderjarige] en zijn vader.

Pleegmoeder

De pleegmoeder heeft ter zitting namens beide pleegouders verklaard dat zij achter de verlenging van de maatregelen staan. De pleegmoeder heeft toegelicht elke dag te zien dat [minderjarige] een bijzonder stabiele opvoedomgeving nodig heeft, behoefte heeft aan structuur, en zijn eigen wijze en momenten kiest om over bepaalde onderwerpen te praten. [minderjarige] is er heel duidelijk over dat hij niet meer contactmomenten met zijn vader wil. [minderjarige] staat wel open voor het verlengen van de duur van de tweewekelijkse bezoeken, zodat hij bijvoorbeeld met zijn vader naar de bioscoop kan. Ook vindt hij het goed als zijn vader zijn telefoonnummer heeft en hem berichten kan sturen of kan bellen. De pleegouders zullen een dergelijke uitbreiding van het contact met de vader zonder meer faciliteren.

Beoordeling

I: Ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, BW genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht. Daarnaast is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, BW genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn. In het verzoek en ter zitting is voldoende onderbouwd aangedragen dat de doelen van de ondertoezichtstelling nog onvoldoende zijn bereikt en dat voortzetting van de plaatsing in het pleeggezin in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] nog onverkort noodzakelijk is. De vader verzet zich niet tegen de verzochte verlengingen.
heeft een zeer belast verleden en kampt met traumaproblematiek. Er wordt gewerkt aan een traumaverwerkingsverhaal, maar de inschatting is dat dat traject nog een half jaar duurt. Ook wordt er nog onderzocht of en wanneer er hechtingsbevorderende speltherapie kan worden ingezet. De ouders zijn ieder voor zich door persoonlijke omstandigheden niet in staat om de zorgen over [minderjarige] zelfstandig weg te nemen. Daarnaast is de kinderrechter van oordeel dat de huidige stabiele situatie voor [minderjarige] voortgezet moet worden. Zowel bij de moeder als bij de vader is plaatsing gelet op hun respectieve persoonlijke omstandigheden definitief niet meer aan de orde. Los daarvan heeft [minderjarige] duidelijk profijt van de opvoedomgeving die hem in het pleeggezin wordt geboden. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg verlengen voor de verzochte duur van een jaar.

II: Bijzonder curator

Op grond van artikel 1:250 BW kan de rechter een bijzonder curator benoemen om de belangen van de minderjarige te behartigen in aangelegenheden betreffende diens verzorging en opvoeding, als er sprake is van strijdige belangen van de met het gezag belaste ouders en de minderjarige. In de aangedragen onderbouwing noch anderszins is de kinderrechter gebleken dat van een dergelijk tegenstrijdig belang sprake is. Er is -kennelijk- een conflict tussen de vader en de gecertificeerde instelling over de wijze waarop aan de bezoekregeling invulling moet worden gegeven, waarbij geen van partijen bestrijdt wat de wens van [minderjarige] zelf is. Communicatie over de invulling van de bezoekregeling vindt nog steeds plaats en daarbij hebben ook de pleegouders een stem, die vrijwel uitsluitend het belang van [minderjarige] vertegenwoordigt. Artikel 1:250 BW mist daarom in dit geval toepassing. Reeds om die reden wordt het verzoek om een bijzonder curator aan te stellen afgewezen.
Ten overvloede geldt nog het volgende. Er is geen sprake van strijdige belangen in het kader van een procedure, waartoe onderzoek door een bijzonder curator nodig is of waarin gedurende de procedure de belangen van de minderjarige behartigd moeten worden. Los daarvan dient de rechter terughoudend te zijn met het aanstellen van een bijzonder curator in gevallen waarin sprake is van een ondertoezichtstelling, omdat voor alle betrokkenen en in het bijzonder voor de minderjarige een bijzonder curator die belast wordt met taken naast de al betrokken gezinsvoogd onnodige verwarring kan opleveren. Dit klemt te meer wanneer, zoals in het onderhavige geval, ook de pleegouders de belangen van de minderjarige bewaken en beschermen.

III: Vaststellen zorgregeling

Op grond van artikel 1:265f BW geldt een beperking van het contact van een minderjarige en een met gezag belaste ouder door de gecertificeerde instelling als een schriftelijke aanwijzing. In dit geval wordt het contact van de vader met [minderjarige] beperkt door de gecertificeerde instelling. Het verzoek van de vader wordt - mede gelet op de aanvulling ter zitting door de advocaat - daarom opgevat als een verzoek om deze schriftelijke aanwijzing vervallen te verklaren en om daarvoor een contactregeling in de plaats te stellen die de kinderrechter in het belang van [minderjarige] wenselijk voorkomt.
De kinderrechter is van oordeel dat de geldende regeling, waarbij de vader en [minderjarige] eens per twee weken een bezoek hebben van twee uur, niet te stringent is en op optimale wijze tegemoet komt aan de betrokken belangen. Uitgangspunt in deze afweging is het belang van [minderjarige] . Daarbij weegt zwaar dat [minderjarige] bij herhaling duidelijk aangeeft dat hij geen behoefte heeft aan uitbreiding van het aantal contactmomenten met zijn vader. De bezoeken verlopen goed, [minderjarige] vindt de contactmomenten met zijn vader prettig, maar geeft wel grenzen aan, Het is de taak van de gecertificeerde instelling om die grenzen kritisch te onderzoeken en om te kijken of daar nog ruimte in zit. Dat is een voortdurend proces, waarbij het belang van de vader om [minderjarige] zo vaak mogelijk te zien moet worden afgewogen tegen het belang van [minderjarige] om niet overvraagd te worden en zijn wensen en grenzen gerespecteerd te zien. Van belang daarbij blijft onverkort dat [minderjarige] kampt met traumagerelateerde klachten, die mede bepalen wat zijn draagkracht is. Voor zowel de vader als [minderjarige] speelt hierin ook een rol de onomkeerbaar verslechterende gezondheidstoestand van de vader.
De kinderrechter leidt uit de stukken en de toelichtingen ter zitting af dat de huidige regeling nog steeds een aanvaardbaar resultaat is van voornoemde belangenafweging. Bij dat oordeel weegt verder mee dat [minderjarige] te kennen heeft gegeven dat de bezoeken zelf wel langer mogen duren zodat hij met zijn vader dingen kan doen die nu niet in de twee uren passen, en dat de gecertificeerde instelling heeft toegezegd daar aan tegemoet te zullen komen. In dat verband wordt ook nu al gekeken of het moment van bezoek kan worden verplaatst naar het weekend. [minderjarige] heeft verder laten weten dat hij het goed vindt als zijn vader zijn telefoonnummer krijgt en hem berichtjes kan sturen. Volgens de pleegmoeder staat [minderjarige] er ook voor open om incidenteel eens met zijn vader te bellen, naast de reguliere bezoeken. Ook daarover heeft de gecertificeerde instelling toegezegd dat dit gefaciliteerd kan worden. De gecertificeerde instelling heeft verder ter zitting verklaard bereid te zijn om de hiervoor genoemde en ter zitting ook besproken uitbreidingen in het contact schriftelijk vast te leggen. Bij die stand van zaken ontbreekt de noodzaak tot vervallen verklaren van de thans geldende en als schriftelijke aanwijzing aan te merken bezoekregeling, en om een andere regeling bij wijze van rechterlijke uitspraak vast te leggen. Ten overvloede merkt de kinderrechter nog op dat ter zitting is besproken dat het bij uitspraak vastleggen van een zeer gedetailleerde opbouwende contactregeling zoals verzocht, in de huidige omstandigheden een groot risico betekent op teleurstellingen bij zowel de vader als [minderjarige] .
Vorenstaande overwegingen leiden er toe dat ook het verzoek om een (nieuwe) zorgregeling vast te stellen wordt afgewezen.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
in de zaak van het verzoek van de gecertificeerde instelling (I):
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] van 15 augustus 2022 tot 15 juli 2023 met behoud van de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
verlengt de aan Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden verleende machtiging [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 15 augustus 2022 tot 15 juli 2023, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte;
in de zaak van de verzoeken van de vader (II en III):
wijst af het verzoek tot benoeming van een bijzonder curator;
wijst af het verzoek tot vaststellen van een zorgregeling ex artikel 1:265f BW.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2022 door mr. M.H. Rochat, kinderrechter, in tegenwoordigheid van L.T. Verlinde als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 2 september 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.