Overwegingen
1. In september 2019 heeft eiseres een subsidie aangevraagd op grond van de Subsidieregeling MKB innovatiestimulering topsectoren Zuid-Holland (de Subsidieregeling). Het project waarvoor de subsidie is aangevraagd betreft de ontwikkeling van een autonome
search and rescue-drone, die zowel onder als boven water drenkelingen kan redden. Aan het project nemen meerdere bedrijven deel, maar het bedrijf van eiseres heeft de leiding.
2. Conform de Subsidieregeling en het Reglement deskundigencommissie R&D MIT Zuid-Holland 2019 (het Reglement) heeft een deskundigencommissie advies uitgebracht over de aanvraag. Hierbij heeft de deskundigencommissie gebruikgemaakt van de mogelijkheid haar advies te laten voorbereiden door een subcommissie. De subcommissie bestaat uit leden van de deskundigencommissie die expertise hebben op het gebied van de aanvraag.
3. Mede op basis van het advies van de subcommissie, heeft de deskundigencommissie de aanvraag 39 punten toegekend. De deskundigencommissie is hierbij voor een deel afgeweken van de beoordeling van de aanvraag door de subcommissie. De aanvraag van eiseres is door de deskundigencommissie gerangschikt op een gedeelde plaats 74 tot en met 77. Omdat het subsidieplafond door hoger gerangschikte aanvragen werd bereikt, heeft de deskundigencommissie aan verweerder geadviseerd de subsidie te weigeren. Dit advies is door verweerder overgenomen. Met het bestreden besluiten heeft verweerder, overeenkomstig het advies van de bezwarencommissie, de weigering van de subsidie gehandhaafd.
4. De relevante bepalingen uit de Subsidieregeling zijn opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
Vergewisplicht
5. De rechtbank overweegt het volgende. Uit vaste rechtspraak volgt dat wanneer een bestuursorgaan zich bij zijn besluitvorming laat adviseren door een deskundige, als algemeen uitgangspunt geldt dat het bestuursorgaan op het advies van de deskundige mag afgaan. Het bestuursorgaan moet wel eerst zijn nagegaan of dat advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Als een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het bestuursorgaan niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. Zo nodig vraagt het orgaan de adviseur een reactie op wat de betrokkene over het advies heeft aangevoerd. Dit algemene bestuursrechtelijke uitgangspunt geldt ook bij een subsidie als hier aan de orde. In de kern gaat het erom dat de aanvrager in voldoende mate inzicht wordt verschaft in de gedachtegang die aan het gevolgde advies ten grondslag ligt.
6. De hiervoor genoemde verplichting geeft volgens eiseres aanleiding om aan de juistheid van de gegeven adviezen te twijfelen en het bestreden besluit te vernietigen. Zo is volgens haar niet gemotiveerd waarom is afgeweken van de beoordeling van de subcommissie. Daarnaast zijn de door de deskundigencommissie gegeven motiveringen aan te merken als conclusies zonder onderbouwing. Dit levert volgens eiseres strijd op met het Reglement en vormt daarmee een ernstig gebrek in de besluitvorming.
7. De rechtbank stelt vast dat uit het vergaderverslag van de deskundigencommissie (van 5 november 2019) blijkt dat zij van de beoordeling van de subcommissie is afgeweken, omdat de aanpak van het project haar niet haalbaar lijkt. In het verslag staat dat om die reden de score voor het project naar beneden is bijgesteld. De rechtbank is daarom van oordeel dat, anders dan eiseres meent, wel is gemotiveerd waarom de deskundigencommissie afweek van het advies van haar subcommissie. In zoverre slaagt deze beroepsgrond dus niet.
8. Verder overweegt de rechtbank dat in het advies van de deskundigencommissie aan verweerder staat dat het resultaat van het project onvoldoende innovatief is en dat het geen technologische vernieuwing betreft. Ook vermeldt het advies dat informatie ontbreekt over bijvoorbeeld de grootte van de drone, de onderliggende techniek en de bijbehorende kosten. Daarnaast is volgens de commissie het gewicht van de drone niet duidelijk, terwijl deze wel zeer belangrijk is voor de toepassing.
9. De rechtbank stelt verder vast dat verweerder, naar aanleiding van het bezwaar van eiseres, de deskundigencommissie om een herbeoordeling heeft gevraagd. In het kader van deze herbeoordeling heeft de deskundigencommissie aangegeven dat de formulering in het eerdere advies niet handig is geweest. Zij is het namelijk eens met het oordeel van de subcommissie dat het ‘redden van drenkelingen wel degelijk innovatief kan zijn, maar dat uit de aanvraag onvoldoende blijkt wat de innovatie in dit project is. De innovatie is onvoldoende duidelijk omschreven. In de aanvraag wordt een uitleg van de technische ontwikkeling en uitdagingen gemist.’
10. In beroep is door verweerder toegelicht dat de deskundigencommissie van mening is dat de aard van de door eiseres gepresenteerde innovatie (wel) een vernieuwende toepassing is van bestaande producten en processen, maar dat eiseres te weinig informatie heeft gegeven om aannemelijk te maken dat de innovatie ook technisch en commercieel haalbaar is.
11. De rechtbank stelt voorop dat de redeneringen en conclusies van de deskundigencommissie over de vraag of het projectplan voldoet aan het criterium in artikel 4.6, eerste lid, onderdeel a, van de Subsidieregeling (het innovatiecriterium), tot verwarring hebben geleid. Hier kan worden gewezen op de door deze commissie zelf gesignaleerde onhandige formulering, maar ook op meningen die niet met elkaar in overeenstemming lijken. Zo vindt de commissie dat uit de aanvraag onvoldoende blijkt wat de innovatie in dit project is, maar is zij ook van mening dat de gepresenteerde innovatie wel een vernieuwende toepassing is van bestaande producten en processen. De rechtbank is echter van oordeel dat op dit punt uiteindelijk wel voldoende inzicht is geboden in de overwegingen die hebben geleid tot het oordeel van de deskundigencommissie en daarmee de gedachtegang die aan het door verweerder gevolgde advies ten grondslag heeft gelegen. De rechtbank acht hier van belang dat uit de toelichting bij de Subsidieregeling blijkt dat bij de beoordeling van het projectplan aan de hand van het innovatiecriterium, ook moet worden bezien hoe haalbaar de innovatie is en wat de technologische risico’s zijn. Hieruit valt af te leiden dat de vermelding van bepaalde technische aspecten in het projectplan (zoals het mogelijke gewicht van de drone), van belang kan zijn om de haalbaarheid van het project in te schatten. Het gemis van deze informatie kan dan ook invloed hebben op de hoogte van de score die aan het projectplan wordt toegekend op basis van het innovatiecriterium. Het ter zitting ingenomen standpunt van eiseres dat onvoldoende rekening is gehouden met het feit dat bepaalde technische aspecten van een projectplan op een later moment op proefondervindelijke wijze verder worden ontwikkeld, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Ter zitting is door verweerder immers toegelicht dat de informatie die volgens de deskundigencommissie in het projectplan ontbreekt, als cruciaal wordt gezien om de haalbaarheid van het projectplan te kunnen beoordelen. In hetgeen eiseres (verder) heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om daaraan te twijfelen.
12. Eiseres heeft daarnaast aangevoerd dat de deskundigencommissie ten onrechte heeft gesteld dat zij op bepaalde onderdelen geen onderbouwing heeft gegeven. De rechtbank kan dit betoog van eiseres volgen, voor zover het gaat om de stelling van de deskundigencommissie dat in het projectplan een kostenoverzicht ontbreekt. Eiseres heeft namelijk tijdens de hoorzitting in bezwaar gewezen op delen van haar projectplan waarin volgens haar wel degelijk een kostenoverzicht wordt gegeven. Daarop is tijdens de hoorzitting door verweerder slechts aangegeven dat informatie ontbreekt en dat niet in detail kon worden getreden. In het bestreden besluit is daarop verder niet ingegaan. Pas in beroep is door de deskundigencommissie voldoende concreet onderbouwd welke kosten zij mist.
13. Verder heeft eiseres aangevoerd dat de deskundigencommissie een merkwaardig criterium heeft gebruikt door de nadruk te leggen op de slagkracht en de kleinere omvang van het bedrijf van eiseres en de bedrijven waarmee zij in het project beoogt samen te werken. De rechtbank stelt vast dat uit de Subsidieregeling en de daarbij behorende toelichting volgt dat voor de toetsing van de aanvraag mede van belang is in hoeverre de capaciteit van het bedrijf, en de bedrijven waarmee wordt samengewerkt, toereikend is. Het komt de rechtbank, mede gezien de hiervoor genoemde toelichting, niet onredelijk voor dat de slagkracht en de omvang van de bedrijven door de deskundigencommissie in beschouwing zijn genomen en bij de beoordeling zijn betrokken. De rechtbank ziet dan ook niet dat sprake is van een merkwaardig criterium, aangezien de deskundigencommissie zich op dit punt aan de vooraf opgestelde toetsingscriteria heeft gehouden.
14. Eiseres heeft zich tevens op het standpunt gesteld dat mogelijk sprake is geweest van vooringenomenheid bij de beoordeling van haar aanvraag. De rechtbank is van oordeel dat met wat eiseres op dit punt heeft aangevoerd niet aannemelijk is geworden dat inderdaad sprake is geweest van vooringenomenheid. Eiseres heeft namelijk onvoldoende concreet gemaakt waaruit blijkt dat (leden van) de deskundigencommissie, dan wel verweerder zich op een vooringenomen wijze hebben gedragen bij het beoordelen van haar aanvraag.
15. Uit hetgeen hierboven onder rechtsoverweging 12 is overwogen, volgt dat het beroep van eiseres slaagt. De rechtbank zal het beroep van eiseres gegrond verklaren en het bestreden besluit wegens strijd met het motiveringsbeginsel (artikel 3:46 en artikel 7:12 van de Awb) vernietigen. De rechtbank zal de rechtsgevolgen echter in stand laten, omdat het motiveringsgebrek is hersteld door de toelichting van verweerder in beroep. Dit betekent dat de weigering van de subsidieaanvraag van eiseres in stand blijft ondanks het vernietigde besluit.
Vergoeding van het griffierecht en de proceskosten
16. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
17. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.R. Aaron, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.N. Powell, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2022.
de griffier is verhinderd te tekenen
Afschrift verzonden aan partijen op: