In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van een vreemdeling voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. De eiser, een Ghanese man geboren in 1970, heeft een geschiedenis van alcoholverslaving en lijdt aan een post-traumatische stressstoornis en psychoses. Hij is momenteel in Nederland onder behandeling voor zijn psychische problemen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag van eiser voor uitstel van vertrek afgewezen, met als argument dat eiser in staat is om te reizen en dat de benodigde medische zorg in Ghana beschikbaar is. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De rechtbank heeft de zaak op 20 juni 2023 behandeld. Eiser heeft betoogd dat de medische zorg in Ghana niet toegankelijk is, onderbouwd met een brief van het Pantang Hospital, waarin wordt aangegeven dat door personeelstakingen geen nieuwe patiënten worden aangenomen. De rechtbank oordeelt echter dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de zorg in Ghana feitelijk niet toegankelijk is. De rechtbank stelt vast dat de bewijslast bij de vreemdeling ligt en dat eiser niet heeft aangetoond dat hij geen toegang heeft tot de noodzakelijke zorg. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris op goede gronden heeft geoordeeld dat er geen schending van artikel 3 van het EVRM zal plaatsvinden bij de uitzetting van eiser.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, omdat er inmiddels uitspraak is gedaan in het beroep. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.