ECLI:NL:RBDHA:2023:10045

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juni 2023
Publicatiedatum
11 juli 2023
Zaaknummer
NL22.26226
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in het bestuursrecht met betrekking tot verblijfsvergunning en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier met als verblijfsdoel 'familieleven' op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De aanvraag was eerder door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen op 9 december 2022. De verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de procedure hebben beide partijen aangegeven geen gebruik te willen maken van hun recht om ter zitting te worden gehoord, waardoor het onderzoek ter zitting is gesloten.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de verzoeker aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in staat is het griffierecht te betalen en heeft hem vrijstelling van dit griffierecht verleend. Tevens is vastgesteld dat het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter heeft en de rechtbank in een eventueel bodemgeding niet bindend is. De Staatssecretaris heeft in een bericht van 17 mei 2023 aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek, wat betekent dat de verzoeker niet zal worden uitgezet totdat er een beslissing op het bezwaarschrift is genomen.

De voorzieningenrechter heeft vervolgens het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en de Staatssecretaris verboden de verzoeker uit te zetten totdat de beslissing op bezwaar bekend is gemaakt. Daarnaast is de Staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de verzoeker, die zijn vastgesteld op € 837,00, te betalen aan de gemachtigde van de verzoeker, aangezien aan verzoeker een toevoeging is verleend. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 16 juni 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.26226
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A.A. Ubbergen),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: D. Meier).

Procesverloop

In het besluit van 9 december 2022 heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning regulier met als verblijfsdoel ‘familieleven op grond van artikel 8 EVRM’ afgewezen.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De partijen hebben, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, verklaard dat zij hiervan geen gebruikt willen maken. Vervolgens heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. Het onderzoek is gesloten.

Overwegingen

1. Eiser heeft gesteld dat hij niet genoeg geld heeft om het griffierecht te betalen en daarom heeft hij gevraagd om een vrijstelling daarvan. De rechtbank beslist dat eiser aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet voldoende inkomen of vermogen heeft om het griffierecht te betalen. Daarom hoeft eiser geen griffierecht te betalen voor het verzoek om een voorlopige voorziening.
2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. Bij bericht van 17 mei 2023 heeft verweerder medegedeeld dat hij zich niet verzet tegen toewijzing van hetgeen verzoeker heeft verzocht. Dat betekent dat verweerder verzoeker niet zal uitzetten, totdat verweerder een beslissing heft genomen op het bezwaarschrift.
4. Hierin ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen. De voorzieningenrechter verbiedt verweerder om verzoeker uit te zetten, tot verweerder de beslissing op het bezwaar aan verzoeker bekend heeft gemaakt.
5. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoeker een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift). De punt heeft een waarde van € 837,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 837,00. Omdat aan verzoeker een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de gemachtigde van verzoeker.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • schorst het primaire besluit tot na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 837,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
16 juni 2023

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.