ECLI:NL:RBDHA:2023:10074

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 maart 2023
Publicatiedatum
11 juli 2023
Zaaknummer
NL22.22577
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep inzake asielaanvraag door prematuur ingediende ingebrekestelling

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiser, die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. Eiser stelde dat verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, niet tijdig had beslist op zijn aanvraag. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat eiser de ingebrekestelling prematuur heeft ingediend.

Eiser had zijn aanvraag op 2 oktober 2021 ingediend, waarna verweerder op 29 november 2021 een claim bij de Poolse autoriteiten had gelegd op basis van de Dublinverordening. Deze claim werd op 8 december 2021 geaccepteerd, wat betekende dat Polen verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Op 4 mei 2022 heeft verweerder echter laten weten dat de aanvraag in de nationale procedure zou worden behandeld, waardoor de Dublinprocedure kwam te vervallen. Vanaf dat moment was Nederland verantwoordelijk voor de behandeling van de aanvraag en begon de beslistermijn.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een beslissing nog niet was verstreken op het moment dat eiser de ingebrekestelling indiende. Hierdoor was de ingebrekestelling prematuur en voldeed eiser niet aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder. De rechtbank heeft daarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, en is openbaar gemaakt op 15 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.22577
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. S. Oukil),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.1 Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. De rechtbank legt dit hieronder verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
Is het beroep van eiser ontvankelijk?
3. Eiser heeft de aanvraag ingediend op 2 oktober 2021 in Nederland. Op 29 november 2021 heeft verweerder een claim gelegd bij de Poolse autoriteiten op grond van de Dublinverordening. Deze claim is op 8 december 2021 geaccepteerd. Dat betekent dat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Op 4 mei 2022 heeft verweerder laten weten dat de aanvraag alsnog in de nationale procedure zal worden behandeld en dat de Dublinprocedure daarmee komt te vervallen. Nederland heeft de aanvraag van eiser dus in behandeling genomen. Eiser heeft verweerder op 17 juli 2022, in gebreke gesteld.
1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
4. Omdat verweerder de aanvraag van eiser op 4 mei 2022 in de nationale procedure heeft opgenomen en Nederland daarmee vanaf dat moment verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van het verzoek, is op die dag de beslistermijn gestart.3 Verweerder moet uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.4 De termijn om te beslissen op zijn aanvraag was daarom nog niet verstreken toen hij de ingebrekestelling indiende bij verweerder. De ingebrekestelling is daarmee prematuur. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
5. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep kennelijk niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van
D.A.M. Delger, griffier.
3 Dit staat in artikel 42, zesde lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4 Dit staat in artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
15 maart 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.