ECLI:NL:RBDHA:2023:10077

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
11 juli 2023
Zaaknummer
NL23.16360
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen inreisverbod ongegrond; beoordeling van terugkeerbesluit en inreisverbod in het bestuursrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 11 juli 2023, wordt het beroep van eiser tegen een inreisverbod beoordeeld. Eiser, van Tunesische nationaliteit, had een inreisverbod opgelegd gekregen in een besluit van 2 juni 2023. De rechtbank behandelt het beroep dat op 29 juni 2023 is behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde zich afmelden voor de zitting. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, omdat eiser zijn stelling dat hij ten tijde van het terugkeerbesluit niet meer in Nederland was, niet heeft onderbouwd. De staatssecretaris heeft voldoende gelegenheid gegeven om bezwaren naar voren te brengen, maar eiser heeft dit nagelaten. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat eiser op het moment van het terugkeerbesluit nog aanwezig was op het grondgebied van de lidstaten. Eiser heeft geen relevante redenen aangedragen om af te zien van het inreisverbod, en de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de juiste procedure heeft gevolgd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het inreisverbod in stand blijft en eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.16360

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Tunesische nationaliteit,
V-nummer: [nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. D. de Vries)
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. J.D. Albarda).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het inreisverbod dat aan hem is opgelegd in het besluit van 2 juni 2023.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 29 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiser en de gemachtigde van eiser hebben zich voor de zitting afgemeld.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het bestreden besluit
4. De staatssecretaris heeft eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser is, ondanks de omstandigheid dat de uitnodiging voor het gehoor in persoon aan hem is uitgereikt, zonder bericht niet verschenen voor het gehoor. Eiser heeft daarom geen aangelegenheden naar voren gebracht die relevant zijn bij de vraag of hij recht heeft op een verblijfsvergunning. Bovendien is Tunesië een veilig land van herkomst. De staatssecretaris heeft verder beslist dat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten en heeft aan eiser een inreisverbod van twee jaren opgelegd.
5. De rechtbank stelt allereerst vast dat het beroep alleen gericht is tegen het inreisverbod dat aan eiser is opgelegd.
6. Eiser voert aan dat aan hem geen inreisverbod kan worden opgelegd. De staatssecretaris kon geen terugkeerbesluit nemen omdat eiser ten tijde van het terugkeerbesluit Nederland al had verlaten en het niet duidelijk is of eiser nog aanwezig is op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie. Omdat geen terugkeerbesluit kon worden genomen, kon de staatssecretaris ook geen inreisverbod opleggen.
6.1.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het betoog van eiser niet. Voor het opleggen van een terugkeerbesluit geldt als voorwaarde dat de onderdaan van een derde land op het grondgebied van een van de lidstaten aanwezig is. [1] De strekking van zo'n besluit is dat een vreemdeling het grondgebied van de lidstaten moet verlaten. De Terugkeerrichtlijn noemt de voorwaarde van het verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor het inreisverbod niet, maar koppelt de bevoegdheid tot het uitvaardigen van het inreisverbod aan het bestaan van een terugkeerbesluit, dat op zijn beurt wel moet zijn genomen op het moment dat de vreemdeling illegaal op het grondgebied van de lidstaten verblijft. [2]
6.2.
Eiser heeft zijn stelling dat hij ten tijde van het terugkeerbesluit niet meer in Nederland was en dat het niet duidelijk is of hij nog aanwezig is op het grondgebied van de lidstaten, op geen enkele manier onderbouwd. De staatssecretaris heeft op zitting toegelicht dat er een ‘losse’ - dat wil zeggen geen officiële - melding is dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. De staatssecretaris is er ten tijde van het nemen van het terugkeerbesluit terecht van uitgegaan dat deze melding nog niet betekent dat eiser Nederland en het grondgebied van de lidstaten heeft verlaten. Verder acht de rechtbank het tijdpad van belang waarbinnen het terugkeerbesluit is genomen: op 30 mei 2023 is de uitnodiging voor het gehoor in persoon aan eiser uitgereikt, de zienswijze van 1 juni 2023 vermeldt (onbestreden) dat eiser in Ter Apel verblijft en het bestreden (terugkeer)besluit dateert van 2 juni 2023. In dit tijdpad ziet de rechtbank ook geen aanwijzing dat eiser ten tijde van het terugkeerbesluit Nederland en het grondgebied van de lidstaten heeft verlaten. Tot slot leidt de rechtbank uit de door de gemachtigde van eiser gekozen bewoordingen af dat de gemachtigde niet weet waar eiser ten tijde van het terugkeerbesluit verbleef en of dit wel of niet op het grondgebied van de lidstaten was. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Eiser voert verder aan dat de staatssecretaris hem ten onrechte niet heeft gehoord over humanitaire of andere redenen die aanleiding kunnen zijn om af te zien van het opleggen van een inreisverbod.
7.1.
De rechtbank volgt eiser hierin niet. In het voornemen heeft de staatssecretaris gesteld dat aan eiser een inreisverbod zal worden opgelegd en dat er geen reden is om dat niet te doen. Als eiser het daar niet mee eens is, kan hij dat in de zienswijze aangeven, aldus het voornemen. Dit is in overeenstemming met artikel 4:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Eiser heeft in de zienswijze echter geen humanitaire of andere redenen naar voren gebracht die ertoe zouden moeten leiden dat aan hem geen inreisverbod wordt opgelegd. Die redenen zijn ook niet in het beroepschrift aangevoerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris eiser voldoende in de gelegenheid gesteld zijn bezwaren en omstandigheden naar voren te brengen. Omdat eiser dat niet heeft gedaan, heeft de staatssecretaris voorgaande niet in zijn beoordeling kunnen betrekken. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het inreisverbod in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Lok, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.artikel 6, eerste lid, van de Terugkeerrichtlijn
2.vgl. de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:89