ECLI:NL:RBDHA:2023:1009

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
NL23.1272 en AWB 23/408
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L. Willems - Keekstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot plaatsing van asielzoeker in Handhaving- en Toezichtlocatie na incident met geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 februari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser, een asielzoeker van Somalische nationaliteit, en het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser was op 22 december 2022 geplaatst in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen na een ernstig incident waarbij hij een medebewoner met een mes verwondde. De rechtbank heeft geoordeeld dat de besluiten van verweerders om eiser in de HTL te plaatsen en een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, deugdelijk gemotiveerd waren. Eiser had zich schuldig gemaakt aan ernstige fysieke agressie, wat leidde tot de beslissing van verweerder 1 om hem te plaatsen in de HTL. Eiser voerde aan dat hij handelde uit zelfverdediging, maar de rechtbank oordeelde dat zijn gedrag niet als zodanig kon worden gekwalificeerd. De rechtbank concludeerde dat de plaatsing in de HTL niet disproportioneel was en dat er geen contra-indicaties waren voor deze maatregel. De beroepen van eiser werden ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 23/408 en NL23.1272

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 februari 2023 in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Somalische nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. R.J. Schenkman),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), verweerder 1,

alsmede

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder 2,

(gemachtigde: mr. G.M. Bouius).

Procesverloop

Bij besluit van 22 december 2022 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder 1 besloten om eiser per 22 december 2022 op grond van artikel 10, eerste lid aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 te plaatsen in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen (hierna: het plaatsingsbesluit).
Bij besluit van 22 december 2022 (het bestreden besluit 2) heeft verweerder 2 aan eiser de maatregel van beperking van de vrijheid opgelegd, zoals bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) (hierna: de vrijheidsbeperkende maatregel).
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het beroep tegen bestreden besluit 1 staat geregistreerd onder het zaaknummer AWB 23/408. Het beroep tegen bestreden besluit 2 staat geregistreerd onder het zaaknummer NL23.1272.
Verweerder 1 heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de beroepen op 27 januari 2023 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank overweegt als volgt.
1.1.
Bij bestreden besluit 1 heeft verweerder 1 besloten om eiser met ingang van 22 december 2022 in de HTL te Hoogeveen te plaatsen. Door verweerder 1 is geconstateerd dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen die zijn te kwalificeren als gedragingen die een zeer grote impact hebben doen ontstaan. Zo heeft eiser ernstige fysieke agressie getoond door een medebewoner met een (brood)mes in zijn linkerschouder te steken, waardoor deze een verwonding van 2x2x2 cm2 heeft opgelopen. Ook heeft eiser een poging gedaan een andere medebewoner met een mes in zijn buik te steken en is dit niet gebeurd omdat de medebewoner die in de schouder is gestoken hiertussen sprong. Verder heeft eiser een brandwacht en de medebewoner die hij poogde te verwonden met een mes bedreigd door steekbewegingen te maken en vervolgens de achtervolging ingezet op deze medebewoner. Ook heeft eiser een beveiliger verwond toen de beveiliger eiser in bedwang hield. Eisers zienswijze naar aanleiding van het voornemen om een maatregel op te leggen geeft verweerder 1 geen aanleiding om een ander standpunt in te nemen. Eisers gedragingen zijn volgens verweerder 1 wat betreft aard en omvang zodanig ernstig, dat dit de (onmiddellijke) plaatsing in de HTL rechtvaardigt.
1.2.
Bij bestreden besluit 2 heeft verweerder 2 de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 56 van de Vw 2000 aan eiser opgelegd en hem verplicht om zich met ingang van 22 december 2022 in een deel van de gemeente Hoogeveen, te weten binnen de op de bijgevoegde plattegrond aangegeven gebieden, op te houden. Verweerder 2 heeft overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert en heeft ter motivering van dit besluit verwezen naar het bestreden besluit 1, waarin de incidenten die zich hebben voorgedaan zijn toegelicht. Verweerder 2 is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden afgezien van het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel.
2. Eiser voert aan hij door twee personen werd belaagd die hem te lijf wilden gaan en dat hij vanuit zelfverdediging een broodmes in zijn handen heeft gepakt. Het was niet eisers bedoeling om te steken. Eiser wijst er ook op dat uit de omschrijving van het incident volgt dat er geen sprake is dat eiser de medebewoner doelbewust wilde steken maar dat de medebewoner op ongelukkige wijze is geraakt door het mes toen hij de boel wilde sussen. Eiser stelt zich op het standpunt dat de plaatsing in de HTL een te zware bestraffing is gezien het feit dat eiser een verwarde indruk maakte ten tijde van het incident, eiser niet eerder negatief in beeld is gekomen bij het COa, er geen sprake is (geweest) van levensbedreigende verwondingen en eiser spijt heeft van zijn handelen.
3. Verweerder 1 volgt de stelling van eiser dat hij door twee personen werd belaagd die hem te lijf wilden gaan en (dus) het feit dat eiser uit zelfverdediging handelde niet. Het bestreden besluit geeft een hele andere lezing van wat er is gebeurd. Ook heeft eiser zelf verklaard dat hij een medebewoner heeft neergestoken met een mes, maar dat het zijn bedoeling was om een andere medebewoner neer te steken. Dit geheel duidt er volgens verweerder 1 geenszins op dat eiser handelde uit zelfverdediging. Verder stelt verweerder 1 zich op het standpunt dat het gedrag van eiser terecht is aangemerkt als een incident met een zeer grote impact. Dat er geen sprake is van levensbedreigende verwondingen kan hier volgens verweerder 1 niets aan afdoen. Van belang is dat de betrokken personen doodsangsten hebben uitgestaan en nog steeds gevolgen van het incident ondervinden. Ook is naar het oordeel van verweerder 1 voldoende gemotiveerd waarom in de situatie van eiser is gekozen voor een onmiddellijke HTL-plaatsing.
4. De rechtbank oordeelt als volgt.
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder 1 op goede gronden en deugdelijk gemotiveerd heeft besloten tot plaatsing van eiser op de HTL te Hoogeveen. De rechtbank stelt vast dat uit de verslaglegging van het COa volgt dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige fysieke gedragingen door naar aanleiding van een ruzie met een medebewoner een poging te doen deze medebewoner in de buik te steken met een mes terwijl deze lag te slapen in bed en vervolgens een andere medebewoner daadwerkelijk met een mes in de linkerschouder te steken toen deze medebewoner poogde tussen beiden te komen. Ook heeft eiser steekbewegingen richting de brandwacht en de medebewoner, die hij poogde te verwonden, gemaakt en heeft hij vervolgens de achtervolging op diezelfde medebewoner ingezet. Toen andere medebewoners als gevolg hiervan in paniek raakten en begonnen te schreeuwen, heeft hij de achtervolging gestaakt. Verder heeft eiser toen hij in bedwang werd gehouden door een beveiliger deze beveiliger verwond aan zijn arm en elleboog.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder, onder verwijzing naar paragraaf 4.3.7 en 4.1 van het Maatregelenbeleid 2021 van het COa, het incident op 22 december 2022 terecht heeft aangemerkt als een incident met een zeer grote impact, nu eiser met zijn gedrag als doel had een medebewoner ernstige fysieke schade aan te brengen. De stelling van eiser in beroep dat hij het mes uit zelfverdediging heeft gepakt omdat hij door twee personen werd belaagd die hem te lijf wilden gaan, volgt de rechtbank gelet op de voorgaande feiten en de verklaringen van eiser die hij na het incident heeft afgegeven bij de politie en bij het COa niet. De stelling van eiser dat hij de medebewoner met de steekwond niet doelbewust en op een ongelukkige wijze heeft geraakt en het feit dat er geen sprake is van levensbedreigende verwondingen, doet naar het oordeel van de rechtbank niets af aan de impact en de ernst van het incident. Dit geldt ook voor de stelling dat hij (inmiddels) spijt heeft van zijn daden. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat dit gedrag volstrekt ontoelaatbaar is op een reguliere opvanglocatie. Gelet op het voorgaande en het bepaalde in paragraaf 4.3. en 5.2. van het Maatregelenbeleid is de rechtbank daarom van oordeel dat de directe plaatsing van eiser op de HTL niet disproportioneel is geweest. In wat eiser heeft aangevoerd, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank geen reden hoeven zien om eerst een lichtere maatregel aan eiser op te leggen.
4.3.
De rechtbank stelt verder vast dat er geen sprake is van contra-indicaties die aan plaatsing in de HTL in de weg zouden staan. De rechtbank slaat in dit verband acht op het Maatregelenbeleid 2021 van verweerder 1, waarin als contra-indicatie voor plaatsing in de HTL is vermeld de omstandigheid dat de vreemdeling in aanmerking komt voor een regulier zorgtraject of voor overplaatsing naar de IBO of Veldzicht. Het uitgangspunt is volgens dit beleid dat bewoners met psychiatrische problematiek niet in de HTL worden geplaatst. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder 1 zich terecht op het standpunt gesteld dat het besluit tot HTL-plaatsing op goede gronden is genomen. Verweerder 1 heeft zorgvuldig gehandeld door het GZA vóór de plaatsing te raadplegen. Het GZA heeft niet aangegeven dat er een contra-indicatie bestaat voor plaatsing in de HTL. Ook is de rechtbank niet gebleken van psychiatrische dan wel andere medische signalen die aanknopingspunten zouden bieden voor een ander oordeel, nu eiser zijn gestelde psychische problematiek geheel niet (met stukken) heeft onderbouwd. Daarbij geldt dat medische zorg beschikbaar is in de HTL, voor zover dat voor eiser wel noodzakelijk is.
4.4.
Verder oordeelt de rechtbank dat, nu bestreden besluit 2 voor wat betreft de motivering een verwijzing bevat naar het bestreden besluit 1, dit besluit rechtmatig is geacht en eiser overigens geen gemotiveerde beroepsgronden naar voren heeft gebracht tegen dit besluit, het beroep tegen besluit 2 niet slaagt.
5. De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Willems - Keekstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. V. Vegter, griffier, op 2 februari 2023, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak, voor zover betrekking hebbend op het bestreden besluit 1, kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen deze uitspraak, voor zover betrekking hebbend op bestreden besluit 2, staat geen rechtsmiddel open.