ECLI:NL:RBDHA:2023:10117

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 januari 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
AWB 22/1908
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak niet-ontvankelijk verklaard

Op 16 januari 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer AWB 22/1908, waarin verzoeker een voorlopige voorziening heeft aangevraagd. De voorzieningenrechter heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. Volgens artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder dat partijen zijn uitgenodigd, indien het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.

Verzoeker was verplicht om griffierecht te betalen, vastgesteld op € 184,-. De rechtbank heeft op 31 maart 2022 een aangetekende brief gestuurd naar verzoeker, waarin werd aangegeven dat het griffierecht binnen twee weken moest worden betaald. Echter, de rechtbank heeft geen betaling ontvangen en verzoeker heeft geen geldige reden opgegeven voor het niet betalen van het griffierecht.

Gelet op het bovenstaande heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzoek niet inhoudelijk kan worden behandeld en heeft het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze beslissing binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/1908

uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 januari 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , met V-nummer [V-nummer] , verzoeker

(gemachtigde: M.E. Martis),
en

Onbekend, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker voor het treffen van een voorlopige voorziening.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder dat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, indien de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Iemand die om een voorlopige voorziening vraagt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:82, eerste lid, van de Awb. In dit geval is het griffierecht € 184,-.
3. Als het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald is de hoofdregel dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het griffierecht niet door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar verzoeker niets aan kan doen.
4. De rechtbank heeft verzoeker op 31 maart 2022 een aangetekende brief gestuurd, waarin staat dat verzoeker het griffierecht binnen twee weken moet betalen aan de rechtbank.
5. De rechtbank heeft het bedrag niet ontvangen. Verzoeker heeft daar geen geldige reden voor gegeven.
6. Het verzoek zal niet inhoudelijk worden behandeld. Het verzoek is kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van I.J. Tiktak, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.