ECLI:NL:RBDHA:2023:10124

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juli 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
NL21.16946
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheid van verklaringen over seksuele gerichtheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 juli 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, van Tanzaniaanse nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, waarbij zij stelt lesbienne te zijn en problemen te hebben ondervonden na de ontdekking hiervan. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen, omdat de verklaringen van eiseres niet geloofwaardig werden geacht. De rechtbank heeft de zaak op 24 januari 2023 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde. De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van eiseres inconsistent en onvoldoende onderbouwd zijn. Eiseres heeft aangevoerd dat haar achtergrond, waaronder stress, gebrek aan scholing en ervaringen met mensenhandel, haar verklaringsvermogen beïnvloeden. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met deze factoren en dat van eiseres, gezien haar leeftijd, verwacht mag worden dat zij authentieke en overtuigende verklaringen kan afleggen. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag op basis van de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres terecht is. Het beroep is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.16946

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.A. Ubbergen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Weerman).

ProcesverloopBij besluit van 30 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 24 januari 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Eiseres stelt van Tanzaniaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum]. Zij heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij lesbienne is en problemen te hebben ondervonden na de ontdekking hiervan.
1.2
Verweerder heeft in het voornemen aangegeven dat de verklaringen van eiseres over haar identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig worden geacht. De verklaringen van eiseres dat zij lesbienne is en problemen heeft ondervonden na de ontdekking hiervan heeft verweerder niet geloofwaardig geacht. Dit relevante element wordt ongeloofwaardig geacht, omdat eiseres op meerdere punten tegenstrijdig, wisselend en inconsistent heeft verklaard omtrent haar seksuele gerichtheid. De verklaringen van eiseres worden verder aangemerkt als te algemeen en summier in het licht van wat er van haar verwacht had mogen worden. Eiseres heeft in dit kader onvoldoende inzichtelijk gemaakt hoe, of op welke wijze, zij haar seksuele gerichtheid heeft ontdekt en ervaren en hoe zij hieraan invulling heeft gegeven of zou willen geven in de toekomst.
1.3
In het bestreden besluit gaat verweerder gemotiveerd in op dat wat eiseres in de zienswijze naar voren heeft gebracht.
2.1
Eisers heeft beroep ingediend. Zij wijst naar het artikel over de 'Method of Levels', waaruit blijkt dat er diverse omstandigheden zijn die verstorend kunnen werken in het kunnen uiten en verklaren van gevoelens. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij, vanwege de stressvolle periode, haar opvoeding, haar gebrek aan scholing en het ontbreken van vrijheid en veiligheid, niet goed in staat is om te verklaren met de diepgang die verweerder van haar eist. Zij heeft daarnaast ook geen sterke uitdrukkingsvaardigheden. Daarbij stelt eiseres dat zij na haar vlucht uit haar land van herkomst slachtoffer is geworden van mensenhandel en dat dit ook van invloed is geweest op haar vermogen om te verklaren. Bijkomend kan van eiseres niet verwacht worden dat zij de gevoelens die zij als jong meisje had, vandaag de dag vanuit haar volwassen perspectief kan interpreteren en beschrijven. Eiseres stelt dat verweerder geen rekening heeft gehouden met haar referentiekader, zoals beschreven in Werkinstructie 2019/17. De verklaringen van eiseres zijn onvoldoende in die context beoordeeld. Verweerder heeft in het nader gehoor ook niet doorgevraagd op momenten waarop eiseres summier bleef in haar verklaringen.
2.2
In het verweerschrift van 5 september 2022 heeft verweerder zich op het standpunt gesteld, onder verwijzing naar de uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 24 november 2021 en 14 april 2022, dat in het bestreden besluit het referentiekader van eiseres is betrokken. Zo is onder meer overwogen dat, hoewel eiseres verklaard heeft op jonge leeftijd haar seksuele gerichtheid ontdekt te hebben, zij inmiddels 38 jaar oud is, en dus meer dan 20 jaar bewust is van haar seksuele gerichtheid. Van eiseres mag dan ook verwacht worden dat zij authentieke en overtuigende verklaringen kan afleggen omtrent de ontdekking van haar seksuele gerichtheid en de gevoelens die daaromtrent hebben meegespeeld in de jaren daarna. Eiseres blijft hierover echter summier en oppervlakkig. Dat eiseres geen diepgaande verklaringen zou kunnen afleggen omdat er diverse verstorende factoren zouden spelen (waarbij eiseres verwijst naar een artikel genaamd “Method of Levels”), blijkt in het geheel niet uit de gehoren,
en wordt bovendien door eiseres niet geconcretiseerd.
2.3
De rechtbank stelt vast dat eiseres met haar betoog niet zozeer bestrijdt dat verweerder haar heeft tegengeworpen dat haar verklaringen tegenstrijdig, wisselend en inconsistent zijn, maar te algemeen en summier in het licht van wat er van haar verwacht had mogen worden. Het betoog van eiseres komt er op neer dat dit haar niet mag worden aangerekend. Dit betoog treft echter geen doel. Daartoe overweegt de rechtbank dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat is overwogen dat, hoewel eiseres verklaard heeft op jonge leeftijd haar seksuele gerichtheid ontdekt te hebben, zij inmiddels 38 jaar oud is, en dus meer dan 20 jaar bewust is van haar seksuele gerichtheid. Van eiseres mag dan ook verwacht worden dat zij authentieke en overtuigende verklaringen kan afleggen omtrent de ontdekking van haar seksuele gerichtheid en de gevoelens die daaromtrent hebben meegespeeld in de jaren daarna. Het betoog van eiseres dat van haar niet verwacht kan worden dat zij de gevoelens die zij als jong meisje had, vandaag de dag vanuit haar volwassen perspectief kan interpreteren en beschrijven, treft geen doel, omdat de verklaringen omtrent de gevoelens in de jaren daarna ook zijn betrokken bij de beoordeling door verweerder.
2.4
De enkele en niet nader onderbouwde stellingen van eiseres dat zij vanwege de stressvolle periode, haar opvoeding, haar gebrek aan scholing en het ontbreken van vrijheid en veiligheid, niet goed in staat is om te verklaren met de diepgang die verweerder van haar eist, zijn onvoldoende voor het oordeel dat verweerder geen rekening heeft gehouden met haar referentiekader. Ook het betoog van eiseres dat zij geen sterke uitdrukkingsvaardigheden heeft en dat zij slachtoffer is geworden van mensenhandel en dat dit ook van invloed is geweest op haar vermogen om te verklaren, heeft eiseres niet onderbouwd en is dan ook onvoldoende voor een ander oordeel. Het beroep op het artikel over de 'Method of Levels' treft gelet op het voorgaande ook geen doel.
3.1
Eiseres voert verder aan dat zij door de medicatie die zij gebruikt lijdt zij aan
geheugenverlies. Men bleef maar tegen haar zeggen dat zij een jaartal moest noemen. Hierdoor heeft zij meermaals tegenstrijdig verklaard over wanneer haar pleegmoeder erachter zou zijn gekomen en heeft het kunnen gebeuren dat zij wisselende en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over het moment dat zij uit haar woonplaats zou zijn vertrokken. Eiseres voegt de bijsluiter van haar medicatie bij waaruit blijkt dat geheugenverlies een bijwerking van de medicatie is.
3.2
De rechtbank volgt het standpunt van verweerder zoals weergegeven in het verweerschrift. Zo heeft verweerder terecht aangegeven dat uit het gehoor volgt dat rekening is gehouden met de medicatie van eiseres en haar (eigen) stelling dat ze dingen niet goed kon herinneren. Eiseres is bij herhaling in de gelegenheid gesteld om haar
verklaringen te verduidelijken. Verder is de rechtbank met verweerder van oordeel dat uit de
overgelegde bijsluiter blijkt dat slechts “bij minder dan 1 op de 100 gebruikers” deze bijwerking voorkomt en dat uit het FMMU rapport niet blijkt dat door de arts of verpleegkundige geheugenverlies is geconstateerd maar dat eiseres dit zelf heeft aangegeven. Het betoog van eiseres slaagt niet.
4.1
In de gronden van beroep wijst eiseres op een aantal voorbeelden waaruit blijkt dat zij zich gedwongen voelde te antwoorden. Zo wijst eiseres op pagina 10 van het nader gehoor waaruit volgt dat op verschillende manieren aan eiseres wordt gevraagd wanneer haar stiefmoeder het aan de buren heeft verteld. Uiteindelijk raakte eiseres in de war en geeft zij een naar de mening van de hoormedewerker een onjuist. Eiseres wijst ook op pagina 27 waar zij aangeeft dat zij het antwoord niet weet. Zij weet niet hoe oud zij was toen zij haar vriendin leerde kennen. De hoormedewerker zegt dat zij dit bij benadering moet aangeven. Op pagina 28 zegt de hoormedewerker dat dit antwoord niet klopt met haar eerder gegeven antwoord. Op pagina 41 blijft de hoormedewerker doorgaan met vragen afvuren op eiseres terwijl zij reeds had aangegeven dat zij het antwoord niet wist en dat zij een inschatting zou maken.
4.2
Verweerder heeft in het besluit aangegeven, in reactie op dat wat in de zienswijze naar voren is gebracht, dat ten tijde van het gehoor is getracht om een beeld te kunnen vormen over welke periode en welke leeftijd eiseres het ongeveer had. Verweerder wijst op pagina 13 van het nader gehoor. Eiseres geeft als antwoord dat het in haar jeugdtijd was en geeft later aan dat zij zich geen datum of maand kan herinneren. Hieruit blijkt volgens verweerder verder niet dat er door de hoormedewerker wordt gezegd dat zij een datum moet noemen. Sterker nog, de hoormedewerker neemt haar verklaring dat het in haar jeugdtijd was verder aan en vraagt hierop of ze kan aangeven hoe oud ze toen ongeveer was in haar jeugdtijd. Hierop verklaart betrokkene dat zij ongeveer 10 tot 12 jaar oud was. Ook deze verklaring wordt verder aangenomen en hierop wordt doorgevraagd, aldus verweerder.
4.3
Naar het oordeel van de rechtbank treft het betoog van eiseres geen doel. De door eiseres genoemde voorbeelden bieden geen aanknopingspunt voor het oordeel dat zij zich gedwongen voelde te moeten antwoorden. De omstandigheid dat de hoormedewerker haar twee maal heeft gevraagd (pagina 10 van het nader gehoor) wanneer de pleegmoeder aan de buren heeft verteld dat eiseres op vrouwen valt, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat er sprake is van dwang, omdat eiseres de eerste keer geen antwoord gaf op de gestelde vraag. Dat zij vervolgens heeft geantwoord:
“Ik kan mij dat niet herinneren. Ik kan het jaar niet herinneren. Misschien was het in 2000, maar dat weet ik niet.”, maakt naar het oordeel van de rechtbank evenmin dat sprake is van dwang en biedt evenmin een aanknopingspunt voor het oordeel dat eiseres in de war raakte.
4.4
Ook het door eiseres genoemde voorbeeld op pagina 27 van het nader gehoor biedt geen aanknopingspunt voor het oordeel dat zij zich gedwongen voelde te moeten antwoorden. De hoormedewerker vraagt wanneer eiseres haar vriendin heeft leren kennen en vraagt daarop door om een beeld te kunnen vormen over welke periode en welke leeftijd eiseres het ongeveer had. Door door te vragen heeft verweerder eiseres in de gelegenheid gesteld om haar asielrelaas voor het voetlicht te brengen. Van dwang is dan ook geen sprake. Ook de omstandigheid dat de hoormedewerker eiseres confronteert met inconsistente verklaringen (pagina 28 van het nader gehoor) maakt niet dat sprake is van dwang, maar dat eiseres in de gelegenheid is gesteld om toe te lichten waarom ze inconsistente verklaringen aflegt. Dat geldt ook voor het door eiseres gegeven voorbeeld op pagina 41 van het nader gehoor. Ook daar wordt eiseres in de gelegenheid gesteld om toe te lichten waarom ze inconsistente verklaringen aflegt.
4.5
Gelet op het voorgaande en omdat eiseres verder niet bestrijdt dat wat verweerder onder 4.2 heeft aangegeven, is de rechtbank van oordeel dat de door eiseres genoemde voorbeelden geen aanknopingspunt bieden voor het oordeel dat zij zich gedwongen voelde te moeten antwoorden en haar om die reden niet kan worden tegengeworpen dat zij op meerdere punten tegenstrijdig, wisselend en inconsistent heeft verklaard omtrent haar seksuele gerichtheid.
5.1
De rechtbank concludeert dat verweerder de verklaringen van eiseres dat zij lesbienne is en problemen heeft ondervonden na de ontdekking hiervan heeft verweerder niet geloofwaardig heeft kunnen achten. Het voorgaande betreft de kern van het asielrelaas en kan de afwijzing van de aanvraag zelfstandig dragen. De overige door eiseres ingebrachte gronden behoeven daarom geen bespreking meer.
5.2
Het beroep is ongegrond.
5.3
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van mr.M.A. Buikema, griffier. De uitspraak is gedaan op 6 juli 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.