ECLI:NL:RBDHA:2023:10143

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
NL23.8234
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor pleegkind op basis van vreemdelingenrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Marokkaanse, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om als pleegkind bij haar referente, F. El Abdellaoui, in Nederland te kunnen verblijven. De aanvraag werd in het primaire besluit van 8 juni 2022 afgewezen, omdat verweerder van mening was dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden zoals neergelegd in de Vreemdelingenwet en de Vreemdelingencirculaire. Het bezwaar van eiseres tegen deze afwijzing werd in het bestreden besluit van 13 maart 2023 ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 22 juni 2023 heeft de rechtbank de zaak behandeld. Eiseres stelde dat zij als kind in het ziekenhuis was achtergelaten en dat haar ouders nooit contact met haar hebben gezocht. Ze voerde aan dat er bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het beleid rechtvaardigden. De rechtbank oordeelde echter dat de verweerder terecht had gesteld dat eiseres niet voldeed aan de aanvullende voorwaarden voor de afgifte van een mvv. De rechtbank concludeerde dat er geen beschermenswaardig familieleven was tussen eiseres en referente, en dat de belangenafweging in het nadeel van eiseres was uitgevallen.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de afwijzing van de mvv-aanvraag niet in strijd was met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank benadrukte dat eiseres sterker verbonden was met Marokko dan met Nederland, en dat de belangenafweging door verweerder voldoende gemotiveerd was. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.8234

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.H. Steenbergen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

In het besluit van 8 juni 2022 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij F. El Abdellaoui (referente)‘ afgewezen.
In het besluit van 13 maart 2023 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft hierna op 5 april 2023 een aanvullend besluit genomen en een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 22 juni 2023 op zitting behandeld. De gemachtigde van eiseres is verschenen. Tevens is referente verschenen. Als tolk is verschenen S. Zambyb. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te bezitten. Zij heeft op 27 januari 2022 een aanvraag ingediend voor verblijf als familie- of gezinslid bij referente. Referente wil eiseres opnemen in haar gezin als pleegkind.
2. Verweerder heeft in het primaire besluit deze aanvraag afgewezen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres niet aan alle (aanvullende) voorwaarden voldoet zoals bedoeld in artikel 3.28 van het Vb [1] en paragraaf B7/3.7.1.2 van de Vc. [2] Zo stelt verweerder dat geen sprake is van een onaanvaardbare toekomst voor eiseres in Marokko en heeft eiseres niet de familieband met referente aangetoond. Verweerder ziet geen reden om door bijzondere omstandigheden van deze voorwaarden af te wijken. [3] Tot slot stelt verweerder dat ook geen sprake is van een beschermenswaardig familie- of gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM. [4] Verweerder handhaaft zijn standpunt in het bestreden besluit.
3. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Eiseres stelt allereerst dat de overgelegde
[naam 2]tot gevolg heeft dat verweerder geen voorwaarde mag stellen aan de afgifte van een mvv. Verweerder heeft dan ook ten onrechte tegengeworpen dat niet sprake is van een onaanvaardbare toekomst voor eiseres. Eiseres stelt dat zij niet door haar naaste bloed- of aanverwanten kan worden verzorgd, nu zij als kind is achtergelaten in het ziekenhuis en haar ouders nooit contact met haar hebben gezocht. Verder heeft eiseres een uitspraak van de Marokkaanse rechter overgelegd waarin toestemming is gegeven eiseres naar Nederland te brengen. Subsidiair dient verweerder op grond van artikel 4:84 van de Awb af te wijken van zijn beleid en van de voorwaarden zoals opgenomen in het Vb en Vc. Zo wijst eiseres op een soortgelijke zaak waarbij wel gebruik is gemaakt van deze bevoegdheid. Verder is het niet in het belang van eiseres als minderjarig kind dat zij in Marokko blijft. Tot slot heeft verweerder ten onrechte de belangenafweging in de zin van artikel 8 van het EVRM in het nadeel van eiseres laten uitvallen. Eiseres verwijst hierbij naar diverse jurisprudentie.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. De stelling van eiseres dat de overgelegde
[naam 2]tot gevolg heeft dat verweerder geen voorwaarden meer mag stellen aan de afgifte van een mvv aan eiseres, zoals neergelegd in het Vb en Vc, volgt de rechtbank niet. De
[naam 2]is een uitspraak van een Marokkaanse rechter, die door Nederland en meer specifiek verweerder ook wordt erkend, waarin is bepaald dat referente de opvoeding en zorg van eiseres op zich neemt in plaats van haar ouders. Het feit dat hieruit een verplichting volgt voor referente om eiseres op te voeden en te verzorgen heeft nog niet tot gevolg dat verweerder geen aanvullende voorwaarden zou mogen stellen aan toelating van eiseres tot Nederland. De rechtskracht van deze
[naam 2]reikt niet dusdanig ver. Dit volgt ook niet uit het IVRK [5] en het Haags Kinderbeschermingsverdrag. Het gaat hier om een reguliere aanvraag waarin wordt verzocht om toegang en verblijf bij in dit geval referente. Verweerder heeft daar terecht voorwaarden aan ten grondslag gelegd, zoals die zijn neergelegd in artikel 3.28, eerste lid van het Vb en paragraaf B7/3.7.1.2. van de Vc.
5. Tussen partijen is niet in geschil dat niet wordt voldaan aan de aanvullende voorwaarde zoals genoemd in paragraaf B7/3.7.2.1, eerste lid, van de Vc. Eiseres is immers geen bloed- of aanverwant van referente zoals bedoeld in artikel 1:3 BW. Verweerder heeft zich dan ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat, nu niet is voldaan aan deze aanvullende voorwaarde, alleen al om die reden niet kan worden overgegaan tot afgifte van een verblijfsvergunning.
6. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan hij redelijkerwijs zou moeten afwijken van zijn beleid zoals neergelegd in artikel 3.28 van het Vb en paragraaf B7/3.7.1.2. [6] De verwijzing van eiseres naar een soortgelijke zaak, maakt dit niet anders. Verweerder heeft hierover terecht opgemerkt dat deze zaak geen vergelijkbare situatie betreft. Zo ging het in die zaak om een familiepleegkind, van wie de biologische ouders bekend waren en waarvoor in dat gezin geen aanvaardbare toekomst was weggelegd voor het kind.
7. Nu eiseres niet heeft voldaan aan de aanvullende voorwaarde zoals gesteld in paragraaf B7/3.7.1.2, eerste lid, van de Vc, en verweerder niet van deze voorwaarde diende af te wijken, heeft hij reeds hierom de mvv-aanvraag terecht afgewezen. Nu dit een van een aantal cumulatieve voorwaarden betreft, waarvan duidelijk is dat daar niet aan kan worden voldaan, komt de rechtbank niet toe aan een beoordeling of eiseres een aanvaardbare toekomst heeft in het land van herkomst, zoals bedoeld in artikel 3.28, tweede lid van het Vb.
8. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de weigering om aan eiseres een mvv te verlenen niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM. Verweerder heeft een belangenafweging gemaakt waarbij hij deze niet ten onrechte in het nadeel van eiseres heeft laten uitvallen. In het nadeel van eiseres is meegewogen dat niet is gebleken van beschermenswaardig familieleven tussen haar en referente. Verder heeft verweerder in het nadeel van eiseres kunnen meewegen dat het gaat om een eerste toelating van haar. Daarnaast is niet gebleken van een objectieve belemmering om het gezinsleven in Marokko uit te oefenen. Referente is immers geboren in Marokko en is daar bekend met de taal en cultuur. Verweerder heeft verder kunnen meewegen dat niet is gebleken dat het belang van het kind wordt geschaad, indien eiseres in Marokko zal blijven. Daarbij is van belang dat eiseres is geboren in Marokko, zij inmiddels zeven jaar bij familie van referente woont en daar naar school gaat. Hieruit heeft verweerder dan ook kunnen afleiden dat de banden van eiseres met Marokko sterker zijn dan die met Nederland. De stelling van eiseres dat de familie van referente niet langer voor haar wil zorgen, heeft niet tot gevolg dat daardoor wel sprake is van familieleven tussen eiseres en referente. Tot slot heeft verweerder kunnen wijzen op het feit dat eiseres en referente al jaren op afstand van elkaar wonen en dat het contact op dezelfde wijze kan worden voortgezet. De rechtbank is van oordeel dat verweerder alle feiten en omstandigheden kenbaar in de belangenafweging heeft betrokken en de belangenafweging voldoende heeft gemotiveerd.
9. Het beroep is daarom ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Vreemdelingenbesluit 2000.
2.Vreemdelingencirculaire 2000.
3.Op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
5.Verdrag inzake de rechten van het kind.
6.Op grond van artikel 4:84 van de Awb.