ECLI:NL:RBDHA:2023:10147

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
NL23.18779
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het vreemdelingenrecht met betrekking tot zicht op uitzetting naar Marokko

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 7 juli 2023, is de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring van eiser, een Marokkaanse nationaliteit hebbende, aan de orde. Eiser had beroep ingesteld tegen de voortduring van de maatregel van bewaring die op 27 februari 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het moment van sluiten van het onderzoek, en dat het nu aan de rechtbank is om te beoordelen of de maatregel sindsdien nog steeds rechtmatig is.

Eiser heeft aangevoerd dat er geen zicht op uitzetting naar Marokko is, omdat de benodigde laissez-passer (LP) nog niet is verstrekt door de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er geen aanknopingspunten zijn om te twijfelen aan de voortvarendheid van de staatssecretaris in deze zaak. De rechtbank heeft de voortgangsgegevens van de staatssecretaris in overweging genomen, waaruit blijkt dat er herhaaldelijk contact is geweest met de Marokkaanse autoriteiten en dat er vertrekgesprekken zijn gevoerd met eiser.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep van eiser ongegrond is en dat het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.18779

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. S.R. Nohar),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft 27 februari 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Verweerder heeft de rechtbank van deze voortduring in kennis gesteld. Deze kennisgeving wordt gelijkgesteld met een door eiser ingesteld beroep. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om schadevergoeding.
Verweerder heeft voortgangsgegevens overgelegd.
Eiser heeft daarop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 5 juli 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de (niet gepubliceerde) uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 10 maart 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:883, en van 21 april 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:1453, volgt dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het moment van sluiten van het onderzoek dat aan de laatste uitspraak ten grondslag ligt. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds dat moment de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat zicht op uitzetting naar Marokko ontbreekt. Blijkens de voortgangsgegevens is er een LP [2] -aanvraag verzonden aan de diplomatieke vertegenwoordiging van Marokko, maar deze is tot op heden nog niet verstrekt. Om deze reden valt niet in te zien dat de Marokkaanse autoriteiten binnen een redelijke termijn alsnog een LP zullen verstrekken. Daarnaast heeft verweerder voor het laatst op 26 april 2023 een rappel gestuurd naar de diplomatieke vertegenwoordiging van Marokko. Dit getuigt niet van voortvarend handelen van verweerder. Tot slot merkt eiser op dat de voortgangsgegevens onzorgvuldig en niet compleet zijn nu hieruit niet blijkt wat de inhoud van de vertrekgesprekken is geweest.
5. De rechtbank is, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 16 mei 2023 [3] , van oordeel dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ten aanzien van Marokko in het algemeen, of in het bijzonder voor eiser, is komen te ontbreken. De rechtbank neemt hierbij in acht dat op 31 januari 2023 een LP-aanvraag is ingediend bij de Marokkaanse autoriteiten en verweerder op dit moment afhankelijk is van de Marokkaanse autoriteiten. Uit de voortgangsgegevens blijkt dat verweerder op 24 februari 2023, 15 maart 2023, 6 april 2023, 26 april 2023, 17 mei 2023 en 6 juni 2023 schriftelijk heeft gerappelleerd. Ook zijn er op 2 maart 2023, 31 maart 2023 en 1 juni 2023 vertrekgesprekken gevoerd met eiser. Verweerder heeft de rapporten van de vertrekgesprekken overgelegd. De enkele stelling dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt, omdat hij 26 april 2023 voor het laatst heeft gerappelleerd, volgt de rechtbank dan ook niet. Verder ziet de rechtbank geen verdere aanknopingspunten om op voorhand te twijfelen over de vraag of de Marokkaanse autoriteiten voor eiser een LP zullen afgeven of dat er nog een presentatie zal plaatsvinden.
6. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. [4]
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Laissez-passer.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1968.
4.Op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858 (C., B. en X. tegen Nederland).