In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 21 april 2023, wordt het verzoek van de verzoeker om vergoeding van proceskosten behandeld. De verzoeker, met V-nummer [V-nummer], heeft de Minister van Buitenlandse Zaken als verweerder. De zaak betreft een proceskostenveroordeling na een beroep dat verzoeker had ingesteld tegen een besluit van verweerder, genomen op 8 april 2022. Verweerder heeft op 21 oktober 2022 medegedeeld dat hij terugkomt op het eerder genomen besluit en dit intrekt, waardoor verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en om proceskostenvergoeding heeft verzocht.
De rechtbank overweegt dat, aangezien verweerder niet heeft gereageerd op het verzoek om proceskostenvergoeding, er vanuit kan worden gegaan dat verweerder geen bezwaar heeft tegen de vergoeding. De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 837,-, gebaseerd op de punten die zijn toegekend voor het indienen van het beroepschrift. Daarnaast moet verweerder ook het griffierecht van € 184,- aan verzoeker betalen. De rechtbank beslist dat verweerder tot betaling van de proceskosten moet overgaan, en deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 21 april 2023, in aanwezigheid van de griffier I.J. Tiktak.