ECLI:NL:RBDHA:2023:10204

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 april 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
AWB 22/2535
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 21 april 2023, wordt het verzoek van de verzoeker om vergoeding van proceskosten behandeld. De verzoeker, met V-nummer [V-nummer], heeft de Minister van Buitenlandse Zaken als verweerder. De zaak betreft een proceskostenveroordeling na een beroep dat verzoeker had ingesteld tegen een besluit van verweerder, genomen op 8 april 2022. Verweerder heeft op 21 oktober 2022 medegedeeld dat hij terugkomt op het eerder genomen besluit en dit intrekt, waardoor verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en om proceskostenvergoeding heeft verzocht.

De rechtbank overweegt dat, aangezien verweerder niet heeft gereageerd op het verzoek om proceskostenvergoeding, er vanuit kan worden gegaan dat verweerder geen bezwaar heeft tegen de vergoeding. De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 837,-, gebaseerd op de punten die zijn toegekend voor het indienen van het beroepschrift. Daarnaast moet verweerder ook het griffierecht van € 184,- aan verzoeker betalen. De rechtbank beslist dat verweerder tot betaling van de proceskosten moet overgaan, en deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 21 april 2023, in aanwezigheid van de griffier I.J. Tiktak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/2535

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 april 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , met V-nummer [V-nummer] , verzoeker

(gemachtigde: mr. W.C. Boelens),
en

de Minister van Buitenlandse Zaken, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 8 april 2022 een besluit genomen. Verzoeker is hiertegen in beroep gegaan. Op 21 oktober 2022 heeft verweerder medegedeeld dat hij terugkomt op het besluit van 8 april 2022 en dat hij dit besluit intrekt. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoeker wilde. Verzoeker heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek van verzoeker. De rechtbank leidt hier uit af dat verweerder er geen bezwaar tegen heeft om de proceskosten van verzoeker te vergoeden.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 837,- en een wegingsfactor 1).
5. Verweerder moet ook het griffierecht van € 184,- aan verzoeker betalen (artikel 8:41 van de Awb).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 837,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van I.J. Tiktak, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 april 2023.
(De griffier is verhinderd de uitspraak
mede te ondertekenen.)
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.