ECLI:NL:RBDHA:2023:10212

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juli 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
NL23.18293
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 juli 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die aan eiser is opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, heeft tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, waarbij hij tevens een verzoek om schadevergoeding heeft ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris voldoende rekening heeft gehouden met de medische omstandigheden van eiser, maar dat deze omstandigheden niet voldoende onderbouwd zijn om de maatregel als onevenredig bezwarend te kwalificeren. De rechtbank heeft geoordeeld dat de maatregel van bewaring rechtmatig is opgelegd en dat er geen sprake is van een motiveringsgebrek. Eiser heeft geen asielaanvraag ingediend en heeft zich eerder aan het toezicht onttrokken. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld in de procedure rondom de overdracht van eiser naar Marokko. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.18293

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. B.J.P.M. Ficq),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. W. Vrooman).

Procesverloop

Bij besluit van 19 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 3 juli 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. M.H.K. van Middelkoop, als waarnemer van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum] 1993. Hij stelt ongeveer 2,5 jaar geleden Nederland binnen te zijn gekomen. Eiser is meerdere keren aangehouden vanwege overtredingen en heeft meerdere keren in bewaring gezeten, onder andere vanwege een (uiteindelijk) afgewezen Dublinclaim bij Roemenië. Eiser heeft daarbij geen asielaanvraag ingediend.
2. Eiser is op 19 juni 2023 strafrechtelijk aangehouden. Hij kon zich vervolgens niet identificeren. Aan eiser is een terugkeerbesluit voor Marokko en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd. Daarna is aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a van de Vw opgelegd.
3. In de maatregel van bewaring heeft verweerder gemotiveerd dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
Het oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank is van oordeel dat het opleggen en voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is. De rechtbank legt hieronder, aan de hand van de door eiser aangevoerde beroepsgronden, uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
5. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiser de aan de maatregel van bewaring ten grondslag gelegde gronden niet betwist. Deze gronden behoeven daarom geen bespreking en zijn voldoende om de maatregel te dragen.
Is er sprake van een motiveringsgebrek in het bestreden besluit?
6. Eiser voert aan dat er sprake is van een motiveringsgebrek omdat verweerder niet in de maatregel heeft opgenomen dat eiser ’s nachts last heeft van een abces in zijn buik en daardoor weinig eet.
6.1
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier blijkt dat verweerder meerdere malen heeft gevraagd naar eisers medische gesteldheid. Hierover heeft eiser verklaard dat hij last heeft van een abces in zijn buik en daarvoor medicijnen heeft maar met het gebruik hiervan is gestopt omdat hij duizelig van die medicijnen wordt. Uit het proces-verbaal van gehoor van 20 juni 2023 blijkt dat eiser heeft verklaard dat wanneer hij ’s nachts last krijgt van het abces, hij hiervan gaat kwijlen en dan ook weinig kan eten. De rechtbank constateert dat verweerder in de maatregel heeft opgenomen dat eiser last heeft van een abces in zijn maag/darmstreek en dat hij voorheen medicijnen gebruikte maar daarmee gestopt is vanwege duizeligheid. Daarnaast heeft verweerder in de maatregel gesteld dat voor zover eiser een beroep doet op medische omstandigheden of problemen, dit niet leidt tot de toepassing van een lichter middel omdat in een detentiecentrum voldoende medische faciliteiten voorhanden zijn. Daarmee heeft verweerder eisers omstandigheden voldoende in de afweging betrokken en is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een motiveringsgebrek. De beroepsgrond slaagt niet.
Is de maatregel onevenredig bezwarend?
7. In dit verband heeft eisers gemachtigde naar voren gebracht dat de maatregel op medische gronden onevenredig bezwarend is. Toen de gemachtigde van eiser hem heeft bezocht in het detentiecentrum heeft zij vastgesteld dat hij een slecht gebit met veel ontstekingen heeft. Eisers gemachtigde weet van haar vader die werkzaam is als tandarts dat mensen met een slecht gebit ook last hebben van hartkloppingen. Uit het dossier blijkt dat eiser in 2021 ook al een melding heeft gemaakt van hartklachten en eiser heeft dat nu weer.
7.1
De rechtbank stelt vast een medische onderbouwing voor eisers stelling op zitting over hartklachten ontbreekt. De enkele stelling van de gemachtigde dat eiser zijn slechte gebit betekent dat hij ook hartklachten heeft waardoor de maatregel onevenredig bezwarend zou zijn voor eiser, is volstrekt onvoldoende voor het oordeel dat eiser detentieongeschikt is. De stelling is in het geheel niet met documenten onderbouwd. Ook zijn voor zo’n oordeel geen concrete aanknopingspunten in het dossier aanwezig. Voorts moet worden opgemerkt dat als het bestaan van hartklachten zou vaststaan, dit nog niets zegt over de vraag of iemand medisch gezien in detentie kan verblijven. De rechtbank overweegt daarbij dat eisers bekende medische omstandigheden op zichzelf niet maken dat de maatregel onevenredig bezwarend is voor eiser. Als eiser van mening is dat hij aanvullende medische zorg nodig heeft, kan hij zich tot de medische dienst van het detentiecentrum wenden. Niet is gebleken dat dit niet mogelijk is. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Heeft verweerder voldoende voortvarend gehandeld?
8. Eiser voert tot slot aan dat verweerder niet voldoende voortvarend heeft gehandeld omdat verweerder pas tien dagen nadat aan hem de maatregel van bewaring is opgelegd een laissez-passer aanvraag naar de Marokkaanse autoriteiten heeft gestuurd.
8.1
De rechtbank stelt vast dat aan eiser op 19 juni 2023 de maatregel van bewaring is opgelegd. Op 23 juni 2023 heeft verweerder een laissez-passer formulier ingevuld en laten beoordelen door de afdeling DIA of de aanvraag op deze wijze kan worden ingediend is bij de Marokkaanse autoriteiten. Op 26 juni 2023 heeft er een vertrekgesprek plaatsgevonden. Vervolgens heeft verweerder na akkoord van DIA op 29 juni 2023 de laissez-passer aanvraag naar de Marokkaanse autoriteiten gezonden. Verweerder is op dit moment in afwachting van de reactie van de Marokkaanse autoriteiten. In deze gang van zaken ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend aan de overdracht heeft gewerkt. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
Is de maatregel van bewaring om een andere reden onrechtmatig?
9. Ook verder is de rechtbank ambtshalve niet gebleken dat de maatregel van bewaring onrechtmatig aan eiser is opgelegd.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wijst de rechtbank ook het verzoek om schadevergoeding af.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Roubos, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. van der Gouw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.