ECLI:NL:RBDHA:2023:1026

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
NL23.600
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van veilig land van herkomst zonder individuele omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 februari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Georgische nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser had aangevoerd dat hij in Georgië was ontvoerd tijdens een demonstratie tegen de regering en dat hij problemen ondervond door zijn politieke activiteiten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een fundamentele politieke overtuiging heeft en dat Georgië als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft de argumenten van eiser over de onveiligheid in Georgië en de procedurele bezwaren tegen de veilige landen procedure verworpen. De rechtbank oordeelde dat de wetgeving voldoende waarborgen biedt voor een individuele beoordeling van asielverzoeken en dat eiser geen substantiële redenen heeft aangedragen die zijn aanvraag zouden rechtvaardigen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de afwijzing van de asielaanvraag, evenals het opgelegde inreisverbod voor twee jaar.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.600

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Georgische nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. W. Spijkstra)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G.J. Westendorp).

Procesverloop

Bij besluit van 2 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit op 6 januari 2023 beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 januari 2023. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag van 9 november 2022 het volgende ten grondslag gelegd. In de zomer van 2021 heeft eiser deelgenomen aan vijf grote protestdemonstraties tegen de Georgische regering. Eiser maakte met zijn camera opnames van deze demonstraties. Tijdens één van deze demonstraties is eiser ontvoerd, waarschijnlijk door medewerkers van de staatsveiligheidsdienst. Hij werd meegenomen naar een bos waar zijn camera werd vernield. Later bleek dat eiser was aangezien voor iemand anders en liet men hem gaan. Eiser ondervond wel problemen door zijn deelnames aan de demonstratie. Zo was het voor hem lastig om werk te vinden. Via zijn vader vond hij werk in een staalfabriek. Eiser was ook op internet actief. Hij had twee Facebook accounts waarop hij berichten plaatste over onder andere de oorlog in Oekraïne en berichten die de russificatie van Georgië moesten tegengaan. Eén van deze accounts is gesloten door Facebook.
Eiser heeft Georgië verlaten omdat hij door zijn activiteiten bij de autoriteiten in de negatieve aandacht kwam te staan hetgeen hem te veel belemmerde in zijn dagelijkse leven. Zo kreeg hij geen werk en kon hij niet studeren. In juni 2022 had eiser het hiervoor benodigde geld bij elkaar en is hij vertrokken naar zijn vriendin in Italië.
1.2.
Op 29 december 2022 heeft verweerder een voornemen aan eiser gestuurd. Dit voornemen houdt in dat de aanvraag van eiser wordt afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 juncto artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000. Er wordt geen reguliere vergunning voor bepaalde tijd verleend als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000 juncto artikel 3.6a, eerste lid of 3.6ba, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000). Ook zal eiser geen uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000 worden verleend. Voorts wordt bepaald dat eiser na afwijzing van de aanvraag Nederland onmiddellijk dient te verlaten en wordt hem een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.
Het relaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit, herkomst en etniciteit;
2. Deelname aan demonstraties;
3. Fundamentele politieke overtuiging;
4. Problemen met de Georgische politie vanwege politieke activiteiten.
Verweerder acht de eerste twee elementen geloofwaardig. De relevante elementen 3 en 4 worden niet geloofwaardig geacht. Hiertoe heeft verweerder opgemerkt dat, hoewel eiser gevolgd wordt in zijn verklaringen over zijn deelname aan de demonstraties, uit zijn verklaringen niet valt op te maken dat er bij hem sprake is van een fundamentele politieke overtuiging. Eiser heeft immers verklaard dat hij meedeed aan vreedzame protesten omdat zijn vrienden dat ook deden en dat hij de demonstraties fotografeerde. Daarnaast heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat hij andere politieke activiteiten heeft ontplooid. Eiser heeft weliswaar aangegeven dat hij twintig tot dertig posts per uur op zijn Facebookaccount plaatste maar dit heeft hij niet met screenshots of documenten onderbouwd terwijl dit wel van hem verwacht mocht worden. Dat één van zijn accounts door de staatsveiligheidsdienst geblokkeerd zou zijn, doet daar niet aan af. Dat eiser geen documenten kan overleggen om zijn verklaringen dat hij meerdere malen is opgepakt door de politie te onderbouwen, doet eveneens afbreuk aan de geloofwaardigheid van zijn relaas. Ook middels zijn verklaringen heeft eiser zijn problemen met de politie niet aannemelijk gemaakt nu hij deze uitsluitend baseert op niet onderbouwde vermoedens. Eiser heeft niet inzichtelijk gemaakt waarop hij de vermoedens baseert of wat de link precies is tussen de ontvoering en zijn politieke activiteiten. Bovendien heeft hij aangegeven dat de ontvoering een vergissing was. Eiser wordt derhalve niet gevolgd in zijn verklaring dat de ontvoering een gerichte actie van de Georgische politie was vanwege zijn politieke activiteiten. Ten slotte wordt, volgens verweerder, afbreuk aan de geloofwaardigheid van de gestelde problemen gedaan door de omstandigheid dat eiser legaal Georgië is uitgereisd.
1.3.
Op 1 januari 2023 heeft eiser een zienswijze ingediend.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder conform zijn voornemen beslist.
3. Eiser kan zich hier niet verenigen met het bestreden besluit. Op de gronden die hij tegen het bestreden besluit heeft aangevoerd wordt hierna ingegaan.
4. Eiser heeft allereerst aangevoerd dat de veilige landen procedure in strijd is met de Procedurerichtlijn. Dit omdat de versnelde procedure wordt gevolgd voordat onderzoek naar de asielmotieven van de betreffende vreemdeling plaatsvindt. Asielzoekers uit landen die als veilige landen van herkomst zijn aangewezen krijgen geen rust- en voorbereidingstijd, geen medisch onderzoek en minder tijd om het gehoor met hun advocaat voor te bereiden. Om in overeenstemming te zijn met de Procedurerichtlijn zou in de Nederlandse procedure eerst een gehoor moeten plaatsvinden waarin de asielzoeker in de gelegenheid wordt gesteld substantiële redenen in de zin van artikel 36 Procedurerichtlijn aan te voeren. Zit daar ook maar iets van een aanwijzing voor vervolging in, dan zou het tegenwerpen van een veilig land van herkomst niet meer aan de orde moeten zijn en dus ook niet het voeren van een verkorte procedure.
5. De rechtbank volgt het standpunt van eiser niet dat de veilige landen van herkomst procedure in strijd is met de Procedurerichtlijn. Op grond van artikel 36, eerste lid, van de Procedurerichtlijn kan een derde land dat op grond van deze richtlijn als veilig land van herkomst is aangemerkt, voor een bepaalde verzoeker, nadat zijn verzoek afzonderlijk is behandeld, alleen als veilig land van herkomst worden beschouwd wanneer:
a. a) hij de nationaliteit van dat land heeft, of
b) hij staatloos is en voorheen in dat land zijn gewone verblijfplaats had,
en wanneer hij geen substantiële redenen heeft opgegeven om het land in zijn
specifieke omstandigheden niet als een veilig land van herkomst te beschouwen ten
aanzien van de vraag of hij voor erkenning als persoon die internationale
bescherming geniet in aanmerking komt overeenkomstig Richtlijn 2011/95/EU.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat de Nederlandse wetgeving voldoende waarborgen biedt om een ‘afzonderlijke behandeling’ te garanderen en om ‘substantiële redenen’ aan te kunnen voeren als bedoeld in de Procedurerichtlijn. Op die manier wordt bij asielverzoeken van vreemdelingen afkomstig uit een veilig land van herkomst steeds een individuele beoordeling gemaakt. Zo staat in artikel 3.109a, vierde lid van het Vreemdelingenbesluit 2000 dat als het voornemen bestaat om de aanvraag kennelijk ongegrond te verklaren omdat de vreemdeling afkomstig is uit een veilig land van herkomst, hij tijdens een gehoor in de gelegenheid wordt gesteld zijn asielmotieven uiteen te zetten. Daarbij kan de vreemdeling de substantiële redenen als bedoeld in artikel 36 van de Procedurerichtlijn aanvoeren en is er sprake van een persoonlijk onderhoud in de zin van artikel 15 en 16 van de Procedurerichtlijn. Uit artikel 10, derde lid, aanhef en onder a, van de Procedurerichtlijn kan niet worden afgeleid dat er daarbij sprake dient te zijn van twee gehoren. Dat in de verkorte veilige landen procedure maar één gehoor wordt afgenomen is derhalve niet in strijd met de Procedurerichtlijn. Als uit de daarop volgende beoordeling volgt dat, conform artikel 36 van de Procedurerichtlijn, sprake is van zodanig substantiële redenen dat het land van herkomst niet als een veilig land kan worden beschouwd, bestaat de mogelijkheid om de aanvraag verder te behandelen in de gewone asielprocedure. Dat dit gehoor en deze beoordeling plaatsvinden binnen een verkorte procedure is evenmin in strijd met de Procedurerichtlijn. Op grond van artikel 31, achtste lid, aanhef en onder b, van de Procedurerichtlijn kunnen lidstaten immers bepalen dat een behandelingsprocedure overeenkomstig de fundamentele beginselen van waarborgen in hoofdstuk II wordt versneld indien de verzoeker afkomstig is uit een veilig land van herkomst in de zin van de richtlijn. Van strijd met de Procedurerichtlijn is naar het oordeel van de rechtbank derhalve geen sprake.
6. Dat Georgië, zoals eiser heeft aangevoerd, in zijn algemeenheid niet kan worden aangemerkt als veilig land van herkomst volgt de rechtbank evenmin. Bij de meest recente herbeoordeling, te vinden in Kamerstukken II 2017-2018, 19637, nr. 2392 van 11 juni 2018, Kamerstukken II 2020-2021, 19637, nr. 2664 van 30 september 2020 en Kamerbrief van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 6 mei 2021, nr. 3293506, is de aanwijzing van Georgië als veilig land van herkomst ongewijzigd voortgezet. Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze herbeoordeling niet juist of onvolledig is en dat niet uitgegaan kan worden van het algemeen rechtsvermoeden dat vreemdelingen uit Georgië geen bescherming nodig hebben. De enkele verwijzing naar de stukken die bij de zienswijze zijn overgelegd is daartoe onvoldoende. Eiser heeft immers niet inzichtelijk gemaakt om welke redenen niet langer kan worden uitgegaan van de laatste beoordeling van Georgië als veilig land van herkomst.
7. Verweerder heeft voorts kunnen overwegen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Georgië voor hem vanwege zijn specifieke omstandigheden niet veilig is.
Zo heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat uit de verklaringen van eiser niet gebleken is van een fundamentele politieke overtuiging. Hoewel zijn deelname aan de demonstraties wordt gevolgd, heeft verweerder zijn verklaringen over zijn beweegredenen daartoe summier en oppervlakkig mogen vinden. Ook heeft verweerder hem mogen tegenwerpen dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij nog andere politieke activiteiten heeft ontwikkeld. De door hem gestelde posts op zijn Facebookaccount zijn niet met screenshots of met documenten onderbouwd. Dat de sluiting van één van zijn accounts verband houdt met politieke activiteiten is ook niet aannemelijk geworden. Ook heeft verweerder de door eiser gestelde problemen met de politie, dan wel veiligheidsdienst, niet aannemelijk hoeven achten. Eiser heeft meermaals gesteld te zijn opgepakt door de politie maar kan geen documenten overleggen die dit onderbouwen. Dit maakt dat eiser zijn problemen door middel van zijn verklaringen aannemelijk dient te maken. Verweerder heeft mogen stellen dat eiser daar niet in is geslaagd. Voor zover eiser al gevolgd dient te worden in zijn verklaringen over de ontvoering heeft hij zelf verklaard dat deze een vergissing was en dus geen gerichte actie van de politie vanwege zijn aanwezigheid bij de demonstraties. Dat de politie interesse voor hem persoonlijk zou hebben, baseert eiser uitsluitend op vermoedens. Bovendien heeft verweerder mogen stellen dat een mogelijke interesse moeilijk te rijmen valt met de omstandigheid dat eiser legaal is uitgereisd.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiser als kennelijk ongegrond in de zin van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 heeft kunnen afwijzen, omdat eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst. Nu verweerder de aanvraag van eiser als kennelijk ongegrond heeft afgewezen, heeft verweerder op grond van artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 de voor een vreemdeling geldende vertrektermijn van vier weken kunnen verkorten en kunnen bepalen dat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten. Dit betekent dat verweerder op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 terecht een inreisverbod tegen eiser heeft uitgevaardigd. Eiser heeft, daartoe in het voornemen in de gelegenheid gesteld, geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die voor verweerder reden hadden moeten zijn om af te zien van het uitvaardigen van het inreisverbod.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.C.J. Lindeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.