ECLI:NL:RBDHA:2023:10300

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juli 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
NL23.12737, NL23.12739, NL23.12781 en NL23.12785
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Iraakse eisers op basis van geloofwaardigheid en bescherming

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 6 juli 2023, worden de beroepen van vier Iraakse eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen beoordeeld. De eisers, die van Iraakse nationaliteit zijn, hebben in het verleden met hun ouders in Nederland gewoond, maar zijn in 2012 teruggekeerd naar Irak. In maart 2022 hebben zij opnieuw asiel aangevraagd, maar deze aanvragen zijn door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als ongegrond. De rechtbank behandelt de beroepen op 23 juni 2023 en concludeert dat de staatssecretaris niet onterecht heeft geoordeeld dat de gestelde bedreigingen aan het adres van de eisers en hun vader ongeloofwaardig zijn. De rechtbank stelt vast dat de eisers niet voldoende hebben aangetoond dat de dreigingen nog steeds bestaan, vooral gezien het feit dat zij na hun terugkeer naar Irak jarenlang zonder problemen hebben geleefd. De rechtbank wijst erop dat de eisers niet hebben onderbouwd waarom hun terugkeer naar Irak in 2012 niet kan worden gezien als een keuze die hun bescherming niet meer noodzakelijk maakt. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de eisers niet in hun bewijsvoering zijn geslaagd en verklaart de beroepen ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.12737, NL23.12739, NL23.12781 en NL23.12785

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 juli 2023 in de zaken tussen

[eiseres] , v-nummer: [nummer] , eiseres,

[eiser 1], v-nummer: [nummer] , eiser 1,
[eiser 2], v-nummer: [nummer] , eiser 2,
[eiser 3], v-nummer: [nummer] , eiser 3,
samen: eisers,
(gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. L.J.M. Rog).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen. Eisers zijn van Iraakse nationaliteit en zijn geboren op [geboortedatum] 1996, [geboortedatum] 2002, [geboortedatum] 1999 en [geboortedatum] 1995. Aan hun vader is eerder, in 2007, een asielvergunning voor bepaalde tijd verleend. Eisers hebben met hun vader en moeder van 2007 tot 2012 in Nederland gewoond. In 2012 zijn zij weer teruggekeerd naar Irak. Eisers hebben vervolgens op 8 maart 2022 aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met de bestreden besluiten van 19 april 2023 deze aanvragen in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen op 23 juni 2023, tezamen met de zaken NL23.12738, NL23.12740, NL23.12782 en NL23.12786, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de ongegrondverklaringen van de asielaanvragen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris niet uit had hoeven gaan van noodzakelijk bescherming vanwege een eerder verleende verblijfsvergunning. Daarnaast heeft de staatssecretaris de gestelde bedreigingen niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Het asielrelaas

4. Eisers leggen aan hun asielaanvragen het volgende ten grondslag. Eisers hebben Irak verlaten vanwege bedreigingen gericht aan hun vader en henzelf, omdat de vader van eisers officier was onder het oude regime van Saddam Hoessein. De milities haten personen die onder dit regime gewerkt hebben, daarom worden zij bedreigd. Daarnaast zijn eisers ook bedreigd vanwege hun achternaam, omdat er uitingen zijn gedaan door een stamhoofd met dezelfde achternaam. Bij terugkeer vrezen eisers daarom gedood of ontvoerd te worden.
De bestreden besluiten
5. Het asielrelaas van eisers bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. dreigementen jegens vader.
De staatssecretaris acht het eerste element geloofwaardig. De staatssecretaris vindt de gestelde dreigementen jegens de vader van eisers niet geloofwaardig. Ook de bedreigingen jegens eisers vanwege uitlatingen door een stamhoofd met dezelfde achternaam, acht de staatssecretaris ongeloofwaardig. Echter is het geloofwaardig geachte element volgens de staatssecretaris niet terug te herleiden tot een van de gronden waarop asiel kan worden verleend.
Dient de staatssecretaris uit te gaan van noodzakelijke bescherming vanwege een eerder verleende asielvergunning?
6. Eisers betogen dat, omdat de staatssecretaris in 2007 aan hun vader een asielvergunning heeft verleend, er nu ook van moet worden uitgegaan dat bescherming voor het gezin noodzakelijk is. Dat de vader daarna met het gezin besloot terug te gaan naar Irak betekent niet dat de bescherming nu niet meer nodig is.
6.1.
Op grond van artikel 4, vierde lid, van de Kwalificatierichtlijn is het feit dat een asielzoeker in het verleden reeds is blootgesteld aan vervolging of aan ernstige schade of dat hij rechtstreeks is bedreigd met dergelijke vervolging of dergelijke schade, een duidelijke aanwijzing dat de vrees voor vervolging gegrond is en het risico op het lijden van ernstige schade reëel is, tenzij er goede redenen zijn om aan te nemen dat die vervolging of ernstige schade zich niet opnieuw zal voordoen. Dit artikel geeft dus een regel voor de bewijslastverdeling.
6.2.
Artikel 4, vierde lid, van de Kwalificatierichtlijn geeft dus een regel voor de bewijslastverdeling, maar daaruit volgt niet dat de staatssecretaris verplicht is om bij een nieuwe asielaanvraag zonder meer uit te gaan van eerder verleende bescherming aan (de vader van) eisers. De staatssecretaris heeft zich dus terecht op het standpunt gesteld dat, omdat eisers zijn teruggekeerd naar Irak in 2012, het aan eisers is om aannemelijk te maken dat de door hen gestelde dreiging er nu, ruim tien jaar later, nog steeds is. Hierin zijn eisers niet geslaagd. Hieronder zal uitgelegd worden waarom eisers hier niet in zijn geslaagd.
Heeft de staatssecretaris de dreigementen jegens vader ongeloofwaardig mogen vinden?
7. Eisers betogen dat de staatssecretaris de dreigementen jegens vader ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Ten eerste kan hen de terugkeer van vader vanuit Libanon naar Irak om het huis te verkopen dan wel te verhuren niet tegengeworpen worden.
Deze terugkeer was vereist omdat het gezin moeilijkheden had in Libanon en hun vader wilde het huis verhuren om zo het leven in Libanon te kunnen betalen. Dit maakt volgens eisers niet dat de bedreigingen minder aannemelijk en ernstig zijn. Daarnaast kan ook de terugkeer van het hele gezin vanuit Libanon naar Irak hen niet worden tegengeworpen. Eisers betogen dat het noodzakelijk was terug te keren om hun middelbare schooldiploma te halen, wat in Libanon niet mogelijk was, zodat zij een visum konden krijgen voor Oekraïne. Om de bedreigingen aannemelijk te maken, hebben eisers een nadere toelichting van hun vader gevraagd en deze overgelegd als aanvullende toelichting op de gronden. Eisers voeren verder aan dat zij uiteraard geen verklaring hebben voor het feit dat in de periode van lockdowns en demonstraties geen bedreigingen waren, zij kunnen dit enkel uitleggen aan de hand van aannames. Ter zitting hebben eisers erop gewezen dat als zij in 2012 niet met hun vader teruggekeerd waren naar Irak, zij de Nederlandse nationaliteit hadden kunnen krijgen.
7.1.
De staatssecretaris heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de bedreigingen jegens de vader van eisers niet geloofwaardig kunnen worden geacht. Hierbij heeft de staatssecretaris ten eerste mogen meewegen dat het gezin in 2012 vrijwillig is teruggekeerd naar Irak, terwijl aan hen door de staatssecretaris bescherming was verleend. Dat dit een keuze was van de vader van eisers doet daar niet aan af. Niet valt in te zien waarom de vader van eisers die keuze maakt, als de dreigementen nog niet zijn verdwenen. Bovendien heeft de staatssecretaris mogen meewegen dat zij na 2012 jaren hebben gewoond in Irak zonder problemen. Ten tweede heeft de staatssecretaris mogen meewegen dat de korte terugkeer van hun vader in 2015 en de latere terugkeer van het hele gezin vanuit Libanon in 2017, afbreuk doet aan de geloofwaardigheid en ernst van de gestelde bedreigingen. Eisers hebben niet nader onderbouwd waarom er geen andere keuze was voor hun vader dan terugkeren naar Irak. Volgens de staatssecretaris valt niet in te zien dat juist hij, nu hij degene was die het meest te vrezen zou hebben, zou moeten terugkeren om praktische zaken te regelen ten aanzien van hun woning. De staatssecretaris wijst er ook niet ten onrechte op dat eisers niet hebben onderbouwd waarom de terugkeer van de vader uit Libanon naar Irak de enige optie was hun huis te verhuren. Dat had wellicht ook door een bekende of familielid gedaan kunnen worden. Tevens is niet nader onderbouwd waarom vervolgens het hele gezin naar Irak moest terugkeren. De staatssecretaris heeft er namelijk niet ten onrechte op gewezen dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt waarom een studie-visum voor Oekraïne, en dus de noodzaak om eerst in Irak een schooldiploma te halen, voor eisers de enige manier was om het land te kunnen verlaten en op deze manier aan de gestelde bedreigingen te ontkomen. De staatssecretaris heeft daarover ter zitting onweersproken het standpunt ingenomen dat er genoeg Irakezen zijn die op andere wijzen hun land ontvluchten, zodat het argument van eisers dat met een Irakees paspoort niet naar andere landen kan worden gereisd dit gedeelte van hun relaas niet geloofwaardig maakt. Hierbij heeft de staatssecretaris de omstandigheid dat eisers in Irak, terwijl zij naar eigen zeggen doorlopend werden bedreigd, in twee vaste huizen zijn blijven wonen in dezelfde regio mogen meewegen. Ook hierdoor is niet aannemelijk dat de gestelde bedreigingen dusdanig ernstig waren dat eisers bescherming nodig hebben. De aanvullende toelichting van de vader van eisers maakt dit niet anders nu de staatssecretaris zich daarover terecht op het standpunt stelt dat die toelichting alleen de eigen verklaringen van de vader van eisers bevat en niet is onderbouwd met objectieve stukken. De verklaring van een stamoudste is door eisers wel genoemd, maar niet in het geding gebracht. Bovendien is die verklaring opgesteld op basis van de verklaringen van de vader van eisers. Zoals hiervoor is geoordeeld, is het aan eisers om hun asielrelaas aannemelijk te maken.
De staatssecretaris heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat van eisers, gezien hun leeftijd en de gestelde ernst van de bedreigingen, verwacht had mogen worden dat zij meer konden verklaren over de gestelde bedreigingen aan het adres van hun vader. Dat hun vader hen niet alles vertelde over de dreigementen om hen te beschermen, en dat dit mede te maken heeft met de hiërarchische verhouding tussen ouders en kinderen in Irak, doet daar niet aan af. Nu de dreigementen jegens de vader de directe reden is dat eisers zijn gevlucht, en de reden is dat eisers bovendien kennelijk jarenlang in angst hebben geleefd, had verwacht mogen worden dat zij eerder vragen zouden stellen aan hun vader over deze bedreigingen. Ook volgt de rechtbank de staatssecretaris in zijn standpunt dat eisers niet inzichtelijk hebben weten te maken waarom het gezin nog steeds in hetzelfde huis is blijven wonen na het incident in 2021. Ook dit doet verdere afbreuk aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas. De rechtbank volgt de staatssecretaris verder in zijn standpunt dat eisers geen inzicht hebben weten te verschaffen in het afwezig zijn van de gestelde bedreigingen in de coronaperiode en dat ook dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas.
7.2.
Het betoog van eisers dat hun vertrek uit Nederland en de gebeurtenissen in Libanon en Irak hen niet kan worden verweten, doet niet af aan de ongeloofwaardigheid van de gestelde bedreigingen. Tot slot maakt het feit dat eisers mogelijk de Nederlandse nationaliteit hadden kunnen krijgen wanneer zij in 2012 niet met hun vader mee terug waren gegaan naar Irak, hoe wrang ook voor hen ook, niet anders dat de gestelde bedreigingen door de staatssecretaris niet ten onrechte ongeloofwaardig zijn gevonden.

Conclusie en gevolgen

8. De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van mr. K.H.M.M. Otten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.