2.1Bij brief van 2 mei 2023 is aan eiser medegedeeld dat hem de rust- en voorbereidingstermijn wordt onthouden op grond van artikel 3.109, zesde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000), omdat hij overlast heeft veroorzaakt op of rondom zijn opvangvoorziening. Op 20 en 27 april 2023 heeft eiser verbaal agressief gedrag vertoont. Bij diezelfde brief is eiser uitgenodigd voor een afspraak bij MediFirst op 4 mei 2023. Eiser is niet op deze afspraak verschenen.
3. Het asielrelaas bevat de volgende elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Bureaucratie, corruptie, drugsproblematiek en geen werk in Algerije;
3. Geen mogelijkheid voor dochter om naar Algerije te gaan.
4. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat relevant element één geloofwaardig is geacht. De elementen twee en drie zijn door de staatssecretaris niet verder getoetst, omdat eisers verklaringen over deze element voor hem persoonlijk geen
raakvlak hebben met vluchtelingschap dan wel ernstige schade en daarom asielrechtelijke relevantie ontberen, aldus verweerder.
5. Eiser voert aan dat hij ten onrechte niet medisch is getoetst, voorafgaand aan het nader gehoor. De gemachtigde van eiser heeft per fax op 8 mei 2023 gevraagd om eiser voorafgaand aan het nader gehoor te laten beoordelen door MediFirst. Het nader gehoor stond voor 9 mei 2023 gepland. De gemachtigde van eiser heeft toegelicht dat eiser tijdens de voorbereiding warrig was, door de kamer rondliep en star uit zijn ogen keek. Dat was voor de gemachtigde aanleiding om de spoedfax te versturen. Eiser heeft verder herhaaldelijk aangegeven dat hij kampt met psychische klachten. De incidenten in april 2023 zijn mogelijk ook veroorzaakt door de psychische toestand van eiser. Uit het nader gehoor blijkt ook dat eiser vreemd gedrag vertoont en een onsamenhangend verhaal vertelt. De gemachtigde heeft verder aangevoerd dat eiser tijdens het nader gehoor ook in andere talen sprak. Uit het nader gehoor valt ook niet af te leiden waarom eiser verzoekt om internationale bescherming, omdat zijn asielrelaas onbekend is. Het is onduidelijk waarom eiser afwijkend gedrag vertoont en onsamenhangend verklaart. De afspraak bij MediFirst is door de versnelde behandeling van de asielaanvraag onverwijld ingepland. De gemachtigde van eiser heeft toegelicht dat eiser heeft aangegeven dat hij niet wist dat deze ingepland stond. Daarom is het niet aan eiser te wijten dat hij niet op deze afspraak is verschenen.
5.1.1.Uit artikel 3.109, vijfde lid, van het Vb 2000 volgt dat de vreemdeling een medisch onderzoek moet worden aangeboden en dat daarvoor schriftelijke toestemming van de vreemdeling is vereist. Dit artikel is op eiser van toepassing en hieraan is voldaan gelet op het feit dat aan eiser een medisch onderzoek is aangeboden. Er is sprake van een versnelde behandeling op grond van artikel 3.109, zesde lid, sub b, van het Vb 2000. Eiser heeft enkel gesteld dat hij daardoor niet afwist van de afspraak met MediFirst. De staatssecretaris heeft nog terecht gewezen op het feit dat uit pagina 12 en 13 van het ‘verslag gehoor aanmeldfase’ volgt dat de brief van 2 mei 2023, waarin de datum van het medisch onderzoek staat vermeld, is overhandigd aan eiser. De stelling van eiser dat hij verschoonbaar niet is verschenen is dus niet onderbouwd. De staatssecretaris mocht naar het oordeel van de rechtbank dan ook overgaan tot het horen van eiser.
5.1.2.In artikel 3.108b van het Vb 2000 is bepaald dat voorafgaand aan of tijdens het onderzoek naar de asielaanvraag wordt beoordeeld of de vreemdeling bijzondere procedurele waarborgen behoeft als bedoeld in artikel 24 van de Procedurerichtlijn. Het is aan de staatssecretaris om dat in de gaten te houden. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris terecht heeft opgemerkt dat er geen medische informatie in het dossier aanwezig is die daartoe noopt. Aan eiser is gevraagd of hij in staat is om te worden gehoord, waarop eiser bevestigend heeft geantwoord. Eiser geeft wel aan tijdens het gehoor dat hij moe is, maar dat is niet opmerkelijk gelet op het feit dat er vanwege de versnelde behandeling geen rust- en voorbereidingstijd was. Eiser vertelt tijdens het gehoor dat zijn advocaat vindt dat hij naar een dokter moet. Als hem wordt gevraagd of hij zelf ook vindt dat hij naar een dokter moet, geeft hij aan dat het een voorstel was van zijn advocaat en hij alleen een crème heeft vanwege een allergie of iets in zijn hoofd/piekeren. Van medische of psychische aandoeningen die het horen van eiser in de weg zouden kunnen zitten, is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken. In beroep zijn er ook geen medische stukken overgelegd en het is ook niet bekend of eiser onder behandeling staat.
De rechtbank ziet zich verder voor de vraag gesteld of uit de verklaringen of het gedrag van eiser volgt dat eiser bijzondere procedurele waarborgen behoeft. Gemachtigde wijst er in dit verband op dat uit het nader gehoor blijkt dat eiser vreemd gedrag vertoont, een onsamenhangend verhaal vertelt, telkens in andere talen spreekt en dat het asielrelaas onbekend is. De rechtbank is van oordeel dat uit het verslag van het nader gehoor niet blijkt dat eiser bijzondere procedurele waarborgen behoeft. Na een uur is pauze gehouden waardoor eiser niet lang zonder pauze heeft moeten verklaren. De vragen zijn herhaaldelijk in een andere vorm gesteld en eiser geeft telkens dezelfde consequente antwoorden. De verklaringen komen inhoudelijk overeen met wat eiser eerder heeft verklaard in het gehoor van 29 maart 2023 en van 2 mei 2023. Eiser heeft niet aangegeven dat hij niet in staat zou zijn gehoord te worden of dat hij iets niet zou kunnen vertellen. Uit eisers verhaal, over dat hij zich met zijn gezin in Nederland wil vestigen en de problemen met het aanvragen van een nieuw paspoort, volgt ook niet de noodzaak om een arts in te schakelen. De enkele zorg van gemachtigde, zonder nadere onderbouwing van de medische problemen, is dan ook onvoldoende. Eveneens maakt enkel het gedrag van eiser tijdens het gehoor niet dat hieruit blijkt dat eiser bijzondere procedurele waarborgen behoeft. De gemachtigde noemt enkel het spreken in vreemde talen tijdens het gehoor. Op de vraag of eiser de tolk kon verstaan heeft eiser aangegeven dat hij vier talen spreekt, namelijk Frans, Engels, Arabisch en Spaans, en dialecten. Vervolgens sprak eiser tijdens het gehoor in meerdere talen. De gehoormedewerker heeft aan eiser uitgelegd dat hij in het Arabisch moest spreken en de tolk dit dan naar het Nederlands zou vertalen. Daarop antwoorde eiser met: “dat is goed”. Verder is in het gehoor niet meer voorgekomen dat eiser spontaan in andere talen ging spreken, dus eiser heeft dit kennelijk begrepen. De staatssecretaris heeft in deze gang van zaken terecht geen aanleiding gezien om het gehoor te stoppen en een medische keuring aan te vragen voor eiser. Het horen is dan ook niet onzorgvuldig geweest.
Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank gelet op het voorgaande dus onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er beperkingen zijn met betrekking tot het horen van eiser waardoor de staatssecretaris niet tot horen over kon gaan dan wel dat niet van de verklaringen kan worden uitgegaan.
5.1.3.Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep niet. De staatssecretaris heeft dus mogen uitgaan van de door eiser afgelegde verklaringen ten tijde van het gehoor.