ECLI:NL:RBDHA:2023:10339

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
NL23.18551
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D. Bruinse - Pot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de maatregel van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet 2000

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 26 juni 2023, waarin de staatssecretaris aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 heeft opgelegd. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding. De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2023 op zitting behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De staatssecretaris heeft in de maatregel van bewaring overwogen dat deze noodzakelijk is voor het verkrijgen van gegevens die essentieel zijn voor de beoordeling van een aanvraag voor een verblijfsvergunning, en dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Eiser heeft de gronden van de maatregel en de motivering daarvan niet betwist en refereert zich aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te oordelen dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de inbewaringstelling van eiser rechtmatig is. De staatssecretaris is niet verplicht om schadevergoeding aan eiser te betalen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse - Pot, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El Amrani, griffier, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.18551

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. E. Stap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. J. Kaikai).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 26 juni 2023, waarin de staatssecretaris aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 heeft opgelegd. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling van de rechtbank

2. In de maatregel van bewaring heeft de staatssecretaris overwogen dat de bewaring noodzakelijk is met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van een aanvraag voor een verblijfsvergunning en het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken.
3. Eiser heeft de door de staatssecretaris aan de maatregel van bewaring ten grondslag gelegde gronden, als ook de motivering daarvan, en het daaruit voortvloeiende risico op onttrekking niet betwist. Eiser heeft op de zitting aangegeven dat hij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank. In de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens ziet de rechtbank geen grond om, ambtshalve toetsend, te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [1]

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de inbewaringstelling van eiser rechtmatig is en de staatssecretaris geen schadevergoeding aan eiser hoeft te betalen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse - Pot, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El Amrani, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.