Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen
[naam 1]
[naam 3]
Rechtbank Den Haag
Op 18 juli 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken met de nummers NL23.15181 en NL23.15183. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van asielaanvragen van verzoekers, die zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigde, mr. J.J. de Vries. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is als verweerder aangemerkt. De verzoekers hebben op 22 mei 2023 aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvragen zijn door de staatssecretaris niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvragen. Verzoekers hebben hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Tijdens de uitspraak is aangegeven dat er op dezelfde dag ook uitspraak is gedaan in andere zaken (NL23.15180 en NL23.15182) die verband houden met de beroepen van verzoekers. Hierdoor is de noodzaak voor een voorlopige voorziening komen te vervallen. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, in aanwezigheid van griffier I. Wolthuis, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.