ECLI:NL:RBDHA:2023:10495

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
NL23.16317
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het verblijfsdoel ‘Verblijf als familie- of gezinslid’. De aanvraag is op 24 januari 2023 ingediend en door verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, ontvangen op 27 januari 2023. Volgens de Vreemdelingenwet 2000 dient verweerder binnen 90 dagen een besluit te nemen. Deze termijn is verstreken zonder dat er een besluit is genomen, waardoor verweerder in gebreke is gesteld op 10 mei 2023. Eiser heeft op 2 juni 2023 beroep ingesteld, wat tijdig is gebeurd omdat er twee weken zijn verstreken na de ingebrekestelling.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist. Eiser verzoekt de rechtbank om het beroep gegrond te verklaren, de verbeurde dwangsom vast te stellen en verweerder op te dragen binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken, op straffe van een dwangsom. De rechtbank legt verweerder een termijn van acht weken op om alsnog een besluit te nemen en bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500.

Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder aan eiser € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50, en bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 184 vergoedt. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op 12 juli 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL23.16317
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], eiser V-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de ten behoeve van hem ingediende aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het verblijfsdoel ‘Verblijf als familie- of gezinslid’.
Verweerder heeft de gelegenheid tot verweer gehad.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. [naam 2] heeft namens eiser een mvv-aanvraag ingediend op 24 januari 2023. Deze aanvraag is door verweerder ontvangen op 27 januari 2023. Verweerder moet op grond van artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen beslissen. De termijn waarbinnen verweerder had moeten beslissen is daarom voorbij zonder dat er een besluit is genomen. Op 10 mei 2023 is verweerder rechtsgeldig in gebreke gesteld. Op 2 juni 2023 is het beroep ingesteld. Er zijn tussen de ingebrekestelling en het beroep twee weken verstreken, zodat het beroep tijdig is ingediend. Het beroep is kennelijk gegrond.
3. Eiser verzoekt de rechtbank om het beroep gegrond te verklaren, de reeds verbeurde dwangsom vast te stellen en verweerder op te dragen binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekend te maken op straffe van een dwangsom. Tot slot verzoekt eiser de rechtbank verweerder te veroordelen in de proceskosten.
4. Als verweerder niet op tijd heeft beslist, legt de rechtbank op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb een termijn op van twee weken waarbinnen hij een besluit bekend moet maken. In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van andere wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid van deze bepaling een andere termijn opleggen of een andere voorziening treffen.
5. Om te bepalen welke termijn verweerder moet worden gegund om alsnog tot een besluit te komen, wordt de uitspraak van de Afdeling van 8 juli 20201 als uitgangspunt genomen. In deze uitspraak is geoordeeld dat de te bepalen nadere beslistermijn niet onnodig lang, maar ook niet onrealistisch kort mag zijn. De rechtbank is zich ervan bewust dat deze uitspraak in de eerste plaats betrekking heeft op de beoordeling van het beroep tegen het uitblijven van een besluit op een asielaanvraag. Omdat ook in reguliere zaken de zorgvuldigheid van de besluitvorming zwaar weegt en deze niet zonder meer mag worden opgeofferd aan de voorgeschreven snelheid, is er echter geen aanleiding om in zaken die betrekking hebben op een reguliere mvv-aanvraag anders te oordelen.
6. Verweerder heeft geen gebruik gemaakt van zijn gelegenheid om een verweerschrift in te dienen. De rechtbank zal daarom bepalen dat verweerder binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend moet maken.
7. Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat verweerder een dwangsom van € 100 aan eiser verbeurt voor elke dag waarmee deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500.
8. Verder stelt de rechtbank vast dat de volledige termijn van artikel 4:17 van de Awb is verstreken, zodat verweerder aan eiser €1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd.
9. In de gegrondverklaring van het beroep ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 418,50, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit. Ook moet verweerder het door eiser betaalde griffierecht aan haar vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op om binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op de aanvraag;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100 (honderd euro) moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500 (zevenduizendvijfhonderd euro);
- veroordeelt verweerder tot betaling aan eiser van de verbeurde bestuurlijke
dwangsommen ter hoogte van € 1.442 (veertienhonderdtweeënveertig euro);
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50
(vierhonderdachttien euro en vijftig cent);
- bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 184 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde
publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.