Beoordeling door de rechtbank
3. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. De zus van eiseres heeft van november 2003 tot en met 2006 gewerkt voor het International Medical Corps (IMC), een niet-gouvernementele organisatie (ngo) met het hoofdkantoor in de Verenigde Staten. Eiseres was werkzaam als ambtenaar bij de gemeente. Leden van gewapende milities zijn bij haar directeur geweest en hebben verteld dat haar zus met de Amerikanen werkte en dat de milities daarom van plan zijn om eiseres te vermoorden. Een collega heeft eiseres daarvoor gewaarschuwd. Eiseres werd op haar werk ook lastiggevallen door collega's. Begin 2021 was een aanslag op de bus waarin eiseres zat. Daarbij is een man die voor haar zat beschoten. Volgens eiseres was de aanval op haar gericht vanwege de werkzaamheden die haar zus voor IMC heeft verricht. Eiseres is daarom per 1 juli 2021 gestopt met werken en heeft samen met haar zus Irak verlaten. Zij stelt dat zij bij terugkomst in Irak wordt vermoord.
4. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1) De identiteit, nationaliteit en herkomst
2) De zus van eiseres was tussen 2003 tot 2006 werkzaam voor het IMC (
3) Eiseres is gepest/lastiggevallen op het werk vanwege de vroegere werkzaamheden van haar zus
4) Bedreiging en moordaanslag door milities vanwege de werkzaamheden van haar zus
De staatssecretaris heeft de asielelementen 1, 2 en 3 geloofwaardig gevonden, maar asielelement 4 niet. De staatssecretaris stelt zich hierover op het standpunt dat eiseres de gestelde bedreiging door de milities enkel van collega’s heeft gehoord, maar nooit zelf is bedreigd door milities. Dat er een aanslag in de bus was die op haar gericht zou zijn berust daarnaast enkel op een vermoeden. De staatssecretaris ziet geen aanleiding om aan te nemen dat eiseres een reële vrees heeft om in Irak te worden vervolgd. Eiseres heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat zij bij terugkeer in Irak een risico loopt op schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De staatssecretaris concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.1
Bedreiging door milities en moordaanslag
5. Eiseres is het niet eens met de conclusie van de staatssecretaris dat de bedreigingen door Iraakse milities ongeloofwaardig zijn. Zij heeft tijdens de gehoren duidelijk verklaard dat zij als gevolg van het werk van haar zus voor het IMC medeverantwoordelijk werd gehouden en om die reden langdurig en stelselmatig werd lastiggevallen. Op haar werk werd zij gewaarschuwd dat zij en haar zus en de familie doelwit waren van milities en dit is ook uitgekomen met de aanslag die op haar heeft plaatsgevonden toen zij onderweg was met haar collega’s. De staatssecretaris had bovendien moeten betrekken dat wel geloofwaardig is bevonden dat zij is gepest/lastiggevallen op werk vanwege de vroegere werkzaamheden van haar zus. Tot slot verwijst eiseres in dit verband naar de informatie in algemene bronnen2, waaruit blijkt dat de milities zich op vrij ruime schaal bezighouden met het aanvallen en bedreigen van personen die kunnen worden gelinkt aan een westerse mogendheid.
6. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de verklaringen van eiseres dat zij wordt bedreigd door
de milities in Irak als ook dat de moordaanslag op haar was gericht, ongeloofwaardig zijn. De staatssecretaris heeft daarvoor redengevend mogen vinden dat eiseres nooit persoonlijk is bedreigd door de milities, maar dat zij die bedreiging enkel van derden (collega’s) heeft vernomen. Eiseres verklaart namelijk nooit persoonlijk te zijn bedreigd door een militie.3 Eiseres verklaart dat zij enkel het vermoeden had in de gaten gehouden te worden door milities, omdat zij mannen met maskers op straat zag lopen.4 Zij stelt, zonder enige
1. Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2 EUAA rapport, Iraq –Targeting of individuals, januari 2022, p. 95-99, EUAA rapport, Iraq security situation, februari 2022, p 264-268, Informatie Vluchtelingenwerk van 11 maart 2022 over de militie Asaib Ahl Al Haq en het Algemeen Ambtsbericht Irak oktober 2021.
3 Nader gehoor, pagina 13.
4 Nader gehoor, pagina 13.
onderbouwing, dat iedereen die connecties heeft met Amerikanen wordt gezocht en vermoord. Eiseres heeft met deze verklaringen niet aannemelijk gemaakt dat zij door gewapende milities in Irak werd bedreigd. Dat de aanslag in de bus op eiseres was gericht vanwege de vroegere werkzaamheden van haar zus voor het IMC, heeft de staatssecretaris niet aannemelijk hoeven vinden, omdat dit berust op een vermoeden van eiseres en haar zus. Eiseres verklaart namelijk in antwoord op vragen hoe zij weet dat de aanslag op haar was gericht: “De gewapende man ging via de deur naar binnen schieten. Ik zat precies achter de gewonde man.” En: “Ik ben vaak met de dood bedreigd.” “Op werk word ik dagelijks gepest en bedreigd.”5 Haar zus antwoordt op de vraag hoe zij zeker weet dat haar zus het doelwit was: “Dat dachten wij, want we werden altijd bedreigd, dus we dachten dat wij ermee werden bedoeld, omdat ze mijn zus is.”6 Onder deze omstandigheden heeft de staatssecretaris eiseres niet hoeven volgen in haar verklaring dat de aanslag specifiek op haar was gericht.
7. Dat de staatssecretaris wel gelooft dat eiseres door collega’s is gepest en lastiggevallen vanwege de eerdere werkzaamheden van haar zus voor het IMC, leidt niet tot een andere uitkomst. De staatssecretaris heeft in overeenstemming met de Werkinstructie 2014/10 bij de geloofwaardigheidsbeoordeling van het asielrelaas van eiseres kenbaar alle relevante omstandigheden betrokken en in onderlinge samenhang gewogen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich voldoende gemotiveerd en niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat asielelement 4 ongeloofwaardig is.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Irak op dit moment zal worden vervolgd of een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. Dat eiseres uit Irak komt is daarvoor niet genoeg, omdat daar geen sprake is van een zeer uitzonderlijke (gewelds)situatie (een zogenoemde 15c- situatie). De staatssecretaris heeft daarvoor verwezen naar de informatie in het Algemeen Ambtsbericht Irak van oktober 2021, die bij het asielbesluit is betrokken. Eiseres heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat zij op grond van haar persoonlijke omstandigheden een bijzonder risico loopt. Dat uit de door eiseres overgelegde informatie uit algemene bronnen blijkt dat het dagelijks leven in Irak wordt gekenmerkt door geweldsincidenten en moorden door, onder meer, de Al Haq militie, leidt niet tot een ander oordeel. De situatie van eiseres is niet vergelijkbaar met die van mensen genoemd in de openbare bronnen die slachtoffer van milities zijn geworden. Eiseres behoort ook niet tot een van de risicogroepen, zoals politiek activisten, mensenrechtenactivisten en personen die actief zijn in de journalistiek en die daarbij significante kritiek leveren op de autoriteiten of op de aan de autoriteiten gelieerde milities.
9. Eiseres stelt dat zij een alleenstaande vrouw is in de zin van het beleid van de staatssecretaris7 en daarom een asielvergunning moet krijgen. Ze is gescheiden en ze heeft geen sociaal netwerk waarop zij kan terugvallen. Ze behoort zelf niet tot de clan van haar overleden zwager en de twee zoons van haar zus in Irak hebben zelf een gezin.
5 Nader gehoor, pagina 10.
6 Nader gehoor van de zus, p. 23.
7 C7/16.4.4. Vreemdelingencirculaire 2000.
10. Anders dan eiseres stelt, vindt de rechtbank dat de staatssecretaris zich niet onrechte op het standpunt heeft gesteld dat zij niet is aan te merken als alleenstaande vrouw op grond van zijn beleid. Dat eiseres na het overlijden van haar zwager geen opvang en bescherming meer heeft, is niet aannemelijk gemaakt. De staatssecretaris heeft daartoe van belang mogen vinden dat eiseres sinds 2009 deel uitmaakt van het gezin van haar zus en dat zij tot aan haar vertrek samen met haar zus en haar twee oudste zoons samenwoonden. Die twee zoons wonen nog in Irak en aan eiseres en haar zus opvang en bescherming kunnen bieden. Deze zonen behoren immers tot dezelfde clan als die van hun overleden vader. Daarmee heeft eiseres een sociaal vangnet in Irak. Dat de zoons meerderjarig zijn en eigen gezinnen hebben, is geen reden voor een ander oordeel. Dat eiseres in 2021 is gestopt met werken en op zichzelf is aangewezen, is ook geen reden om haar aan te merken als alleenstaande vrouw in de zin van het beleid. Hierbij heeft de staatssecretaris kunnen meewegen dat eiseres zich ook in het verleden zelfstandig heeft kunnen handhaven in het dagelijks leven in Irak. Niet aannemelijk is gemaakt dat eiseres dat nu niet meer zou kunnen. De brief van Vluchtelingenwerk Nederland van 3 oktober 2022, waarnaar eiseres heeft verwezen, maakt het oordeel niet anders. Deze brief ziet op vrouwen die geen sociaal vangnet (meer) hebben en of om andere reden zich niet zelfstandig staande kunnen houden. Hiervan is bij eiseres geen sprake.