ECLI:NL:RBDHA:2023:10498

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
NL23.15071
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Iraakse vrouw met bedreigingen door milities

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, een Iraakse vrouw, tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, geboren in 1958, diende op 8 april 2022 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, die op 15 mei 2023 werd afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep op 4 juli 2023, waarbij ook de zus van eiseres betrokken is.

Eiseres stelt dat zij bedreigd wordt door Iraakse milities vanwege haar eerdere werkzaamheden voor het International Medical Corps (IMC). De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat de bedreigingen ongeloofwaardig zijn. Eiseres heeft niet overtuigend aangetoond dat zij persoonlijk is bedreigd en haar verklaringen zijn niet voldoende onderbouwd. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris alle relevante omstandigheden in overweging heeft genomen en de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiseres adequaat heeft beoordeeld.

Daarnaast oordeelt de rechtbank dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Irak een reëel risico loopt op ernstige schade, zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM. De staatssecretaris heeft terecht gesteld dat de situatie in Irak niet zodanig uitzonderlijk is dat eiseres automatisch recht heeft op bescherming. De rechtbank concludeert dat de aanvraag van eiseres terecht als ongegrond is afgewezen, en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer NL23.15071
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , (gemachtigde: mr. K. Benchaïb),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. M.A.M. Jansen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres heeft de Iraakse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1958. Zij heeft op 8 april 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 15 mei 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
2. De rechtbank heeft het beroep, samen met het beroep van de zus van eiseres,
[zus] , zaaknummer NL23.15073, op 4 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar zus, hun gemachtigde, O.M. Karim als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
3. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiseres heeft van november 2003 tot en met 2006 gewerkt voor het International Medical Corps (IMC), een niet-gouvernementele organisatie (ngo) met het hoofdkantoor in de Verenigde Staten. Zij is om die reden van begin af aan bedreigd, uitgescholden en vernederd. Dat vond met name plaats op haar werk als directrice voor een verpleegkunde-opleiding. Eiseres is altijd beveiligd geweest door de clan van haar man en door haar zoons. Haar man is in 2018 overleden. Eiseres is op 31 december 2019 gestopt met werken. Vanaf 2020 zijn de milities nog agressiever aan het jagen op iedereen die met Amerikanen heeft samengewerkt. Begin 2021 was een aanslag op de bus waarin de zus van eiseres zat. Eiseres heeft vervolgens besloten om samen met haar zus Irak te verlaten.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst
2. Eiseres wordt lastiggevallen als gevolg van haar werkzaamheden voor het IMC
3. Eiseres wordt bedreigd door Iraakse milities.
De staatssecretaris stelt zich hierover op het standpunt dat asielelementen 1 en 2 geloofwaardig zijn, maar asielelement 3 niet. Daarvoor vindt de staatssecretaris redengevend dat sjiitische milities geweld gebruiken en aanslagen plegen, maar dat niet is gebleken dat eiseres ook een doelwit van deze milities is geworden of dat haar situatie vergelijkbaar is met die van mensen die wel slachtoffer zijn geworden. Daarbij waren haar werkzaamheden lang geleden en beperkt van aard. Bovendien heeft eiseres tot en met 2019 in de openbaarheid als directrice gewerkt en tot 2022 in Irak verbleven. De staatssecretaris ziet geen aanleiding om aan te nemen dat eiseres een reële vrees heeft om in Irak te worden vervolgd. Eiseres heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat zij bij terugkeer in Irak een risico loopt op schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De staatssecretaris concludeert daarom dat de asielaanvraag ongegrond is1.
Bedreigingen door milities
5. Eiseres is het niet eens met de conclusie van de staatssecretaris dat de bedreigingen door Iraakse milities ongeloofwaardig zijn. Zij heeft tijdens de gehoren duidelijk verklaard over de voortdurende bedreigingen vanaf 2003 tot het moment van vertrek uit Irak. Hoewel de Amerikanen al sinds 2011 zijn vertrokken, is de weerstand tegen mensen die hebben meegewerkt met de Amerikanen onverminderd aanwezig. Deze weerstand is niet alleen gericht op degenen die zelf met de Amerikanen hebben gewerkt maar ook op hun familie. Eiseres heeft dit met meerdere voorbeelden (de kogelbrief die zij vóór 2011 ontving, een fysieke aanval op de markt in 2010 en de aanslag op de bus waarin haar zus zat in 2021) inzichtelijk gemaakt. De staatssecretaris had deze voorbeelden in onderlinge samenhang moeten bezien. Ook had de staatssecretaris moeten betrekken dat wel geloofwaardig is bevonden dat zij als gevolg van haar werkzaamheden voor het IMC werd lastiggevallen. Tot slot verwijst eiseres in dit verband naar de informatie in algemene bronnen2, waaruit blijkt dat de milities zich op vrij ruime schaal bezighouden met het aanvallen en bedreigen van personen die kunnen worden gelinkt aan een westerse mogendheid.
6. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de verklaringen van eiseres dat zij wordt bedreigd door
de milities in Irak ongeloofwaardig zijn. Uit de verklaringen van eiseres blijkt niet dat eiseres persoonlijk is bedreigd door de milities. Eiseres noemt de kogelbrief die ergens vóór 2011 in haar huis werd gegooid, maar daarmee is niet gezegd dat die brief afkomstig was van de milities en dat eiseres nog altijd wordt bedreigd door milities. Eiseres heeft verder tijdens de gehoren niet verklaard over een fysieke aanval op de markt en ook in beroep heeft zij dit niet concreet gemaakt. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de staatssecretaris geen geloof heeft hoeven hechten aan de verklaring van eiseres dat de aanslag in de bus op haar
1. Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw).
2 EUAA rapport, Iraq –Targeting of individuals, januari 2022, p. 95-99, EUAA rapport, Iraq security situation, februari 2022, p 264-268, Informatie Vluchtelingenwerk van 11 maart 2022 over de militie Asaib Ahl Al Haq en het Algemeen Ambtsbericht Irak oktober 2021.
zus was gericht vanwege haar vroegere werkzaamheden. De rechtbank is het eens met de staatssecretaris dat dit berust op een vermoeden van eiseres en haar zus. De rechtbank verwijst op dit punt naar de uitspraak in de zaak NL23.15073, onder punt 6.
7. Ook voor het overige heeft eiseres niet concreet gemaakt dat zij door de milities wordt bedreigd. Op de vraag of zij weet of zij actief wordt gezocht door die milities, antwoordt eiseres: “Ja, dat geloof ik wel. Daar ben ik bijna zeker van. Ze kennen mij dat ik directrice ben, ze weten dat ik gewerkt heb met IMC en deze milities hebben mensen in mijn eigen dorp. Ze kennen mij. Ze zorgen dat ze van ieder dorp mensen rekruteren om voor de milities te werken. Op deze manier proberen ze ons te onderdrukken en in de gaten te houden. Daarom zeg ik dat ik zeker weet dat ze me opzoeken. Ze kennen me. En ik ken hen ook, want ik weet wie werkzaam is voor de milities.”3 Op de vraag om welke milities het gaat, antwoordt eiseres: “Ik weet de namen van deze militiemannen niet.” En: “Ik kan u niet met zekerheid zeggen welke van de aanwezige milities de dreigementen heeft. Ze proberen zich niet duidelijk te maken bij welke militie ze behoren, maar de dreigementen krijg ik.”4 Uit deze verklaringen kan niet worden afgeleid dat eiseres door de milities in Irak wordt bedreigd en op welke wijze. Daarbij heeft de staatssecretaris mogen meewegen dat de werkzaamheden van eiseres voor het IMC lang geleden en beperkt van aard waren en dat eiseres na het vertrek van de Amerikanen in 2011 nog jarenlang in de openbaarheid kunnen werken en wonen in Irak. Dat de staatssecretaris wel gelooft dat eiseres is gepest en lastiggevallen vanwege haar vroegere werkzaamheden voor het IMC, leidt niet tot een andere uitkomst. De staatssecretaris heeft in overeenstemming met de Werkinstructie 2014/10 bij de geloofwaardigheidsbeoordeling van het asielrelaas van eiseres kenbaar alle relevante omstandigheden betrokken en in onderlinge samenhang gewogen. De staatssecretaris heeft zich dan ook voldoende gemotiveerd en niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat asielelement 3 ongeloofwaardig is.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich verder niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Irak op dit moment zal worden vervolgd of een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. Dat eiseres uit Irak komt is daarvoor niet genoeg, omdat daar geen sprake is van een zeer uitzonderlijke (gewelds)situatie (zogenoemde15c-situatie). De staatssecretaris heeft daarvoor verwezen naar de informatie in het Algemeen Ambtsbericht Irak van oktober 2021, die bij het asielbesluit is betrokken. Eiseres heeft ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij op grond van haar persoonlijke omstandigheden een bijzonder risico loopt. Dat uit de door eiseres overgelegde informatie uit algemene bronnen blijkt dat het dagelijks leven in Irak wordt gekenmerkt door geweldsincidenten en moorden door, onder meer, de Al Haq militie, leidt niet tot een ander oordeel. De situatie van eiseres is niet vergelijkbaar met die van mensen genoemd in de openbare bronnen die slachtoffer van milities zijn geworden. Eiseres heeft niet als tolk gewerkt en zij was niet betrokken bij logistieke konvooien of aannemers. Zij heeft ook niet direct met militair personeel gewerkt. Eiseres behoort bovendien niet tot de risicogroepen, zoals politiek activisten, mensenrechtenactivisten en personen die actief zijn in de journalistiek en die daarbij significante kritiek leveren op de autoriteiten of op de aan de autoriteiten gelieerde milities.
3 Nader gehoor, pagina 14.
4 Nader gehoor, pagina 15.
Alleenstaande vrouwen
9. Eiseres stelt dat zij een alleenstaande vrouw is in de zin van het beleid van de staatssecretaris5 en daarom een asielvergunning moet krijgen. Ze is weduwe en ze heeft geen sociaal netwerk waarop zij kan terugvallen. Ze behoort zelf niet tot de clan van haar overleden man en haar twee zoons in Irak hebben zelf een gezin.
10. Anders dan eiseres stelt, vindt de rechtbank dat de staatssecretaris zich niet onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet is aan te merken als alleenstaande vrouw op grond van zijn beleid. Dat eiseres na het overlijden van haar man geen opvang en bescherming meer heeft, is niet aannemelijk gemaakt. De staatssecretaris heeft daartoe van belang mogen vinden dat de twee oudste zoons van eiseres nog in Irak wonen en eiseres opvang en bescherming kunnen bieden. De zonen behoren immers tot dezelfde clan als die van hun overleden vader. Daarnaast heeft eiseres ook voor vertrek uit Irak met haar oudste zoons en zus samengewoond.6 Daarmee heeft eiseres een sociaal vangnet in Irak. Dat haar zoons meerderjarig zijn en eigen gezinnen hebben, is geen reden voor een ander oordeel. Dat eiseres in 2019 is gestopt met werken en op zichzelf is aangewezen, is ook geen reden om haar aan te merken als alleenstaande vrouw in de zin van het beleid. Hierbij heeft de staatssecretaris kunnen meewegen dat eiseres zich ook in het verleden zelfstandig heeft kunnen handhaven in het dagelijks leven in Irak. Niet aannemelijk is gemaakt dat eiseres dat nu niet meer zou kunnen. De brief van Vluchtelingenwerk Nederland van 3 oktober 2022, waarnaar eiseres heeft verwezen, maakt het oordeel niet anders. Deze brief ziet op vrouwen die geen sociaal vangnet (meer) hebben en of om andere reden zich niet zelfstandig staande kunnen houden. Hiervan is bij eiseres geen sprake.

Conclusie en gevolgen

11. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Zij krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.
5 C7/16.4.4. Vreemdelingencirculaire 2000.
6 Aanmeldgehoor, p. 11 en de correcties en aanvullingen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
13 juli 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.