ECLI:NL:RBDHA:2023:10502

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
NL23.17413
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Boerlage - van den Bosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen plaatsingsbesluit en vrijheidsbeperkende maatregel van asielzoeker met acute psychiatrische problematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2023 uitspraak gedaan in een beroep van een asielzoeker tegen een plaatsingsbesluit van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) en een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, van Somalische nationaliteit, was op 9 juni 2023 geplaatst in een Handhavings- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen, na incidenten van agressie en geweld tijdens zijn verblijf in de opvang. De rechtbank heeft vastgesteld dat het COa onvoldoende navraag heeft gedaan naar de acute psychiatrische problematiek van eiser, wat in strijd is met het Maatregelenbeleid van het COa. Hierdoor is het plaatsingsbesluit niet zorgvuldig voorbereid en is het beroep tegen dit besluit gegrond verklaard.

Daarnaast is de vrijheidsbeperkende maatregel, die volledig steunt op het plaatsingsbesluit, ook gegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser ten onrechte gedurende 40 dagen in zijn bewegingsvrijheid is beperkt en heeft de Staat der Nederlanden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 1.000,00 aan eiser. Tevens zijn de staatssecretaris en het COa ieder voor de helft veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.674,00. De rechtbank heeft de opheffing van de vrijheidsbeperkende maatregel met ingang van de uitspraak bevolen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.17413 en AWB 23/6481

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juli 2023 in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [datum],
van Somalische nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.J. Schenkman),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa),

alsmede

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (staatssecretaris),

(gemachtigde: mr. L.O. Augustinus).

Procesverloop

Bij besluit van 9 juni 2023 heeft het COa besloten om eiser op grond van artikel 10, eerste lid aanhef en onder h, en artikel 11, eerste lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 te plaatsen in een Handhavings- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen (hierna: het plaatsingsbesluit).
Bij besluit van 9 juni 2023 heeft de staatssecretaris aan eiser de maatregel van beperking van de vrijheid opgelegd, zoals bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) (hierna: de vrijheidsbeperkende maatregel).
Eiser heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Het beroep tegen het plaatsingsbesluit staat geregistreerd onder het zaaknummer AWB 23/6481. Het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel staat geregistreerd onder het zaaknummer NL23.17413.
Het COa heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de beroepen op 30 juni 2023 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerders hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. In het plaatsingsbesluit heeft het COa besloten om eiser met ingang van 9 juni 2023 in de HTL te Hoogeveen te plaatsen. Door het COa is geconstateerd dat eiser zich op 7 juni 2023 schuldig heeft gemaakt aan gedragingen die zijn te kwalificeren als gedragingen die een (zeer) grote impact hebben doen ontstaan.
1.1.
Eiser verblijft sinds 23 mei 2023 in de opvang van het COa. In de korte periode van zijn verblijf in de opvang heeft eiser volgens het COa meerdere keren voor overlast gezorgd, waarbij agressie en geweld een rol hebben gespeeld. Op 7 juni 2023 heeft eiser volgens het COa grof fysiek geweld gebruikt tegen een huisarts van de Gezondheidszorg asielzoekers (GZA) door haar bij de hals en keel vast te grijpen en deze enige tijd met beide handen dicht te knijpen. Eiser heeft haar daarbij tegen de muur aangedrukt. In eisers zienswijze naar aanleiding van het voornemen om een maatregel op te leggen heeft het COa geen aanleiding gegeven om een ander standpunt in te nemen. Eisers gedragingen zijn volgens het COa wat betreft aard en omvang zodanig ernstig, dat dit de plaatsing in de HTL rechtvaardigt.
2. In de vrijheidsbeperkende maatregel heeft de staatssecretaris eiser verplicht om zich met ingang van 9 juni 2023 in een deel van de gemeente Hoogeveen, te weten binnen de op de bijgevoegde plattegrond aangegeven gebieden, op te houden. De staatssecretaris heeft overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert en heeft ter motivering van dit besluit verwezen naar het plaatsingsbesluit, waarin het incident dat zich heeft voorgedaan is toegelicht. De staatssecretaris is niet gebleken van omstandigheden die in de weg staan aan het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel.
Standpunt van partijen
3. Namens eiser is aangevoerd dat er bij hem sprake is van psychische problematiek. Ter onderbouwing verwijst eiser naar de verslaglegging, waaruit blijkt dat er psychische problemen zijn. Gelet hierop is er – ingevolge het maatregelenbeleid - sprake van een contra-indicatie voor plaatsing in de HTL.
4. Het COa en de staatssecretaris stellen dat de omstandigheid dat eiser psychische probleem heeft, en de onderbouwing hiervan, niet maakt dat aan eiser de vrijheidsbeperkende maatregel niet kon worden opgelegd. Verder stellen het COa en de staatssecretaris dat er geen medische belemmeringen zijn om eiser in de HTL te plaatsen, zo blijkt uit bijgevoegde informatie van het GZA. In het plaatsingsbesluit is opgenomen dat de GZA Hoogeveen in overleg met GZA te Budel akkoord is gegaan met de komst van eiser en dat eiser voldoende medicatie meekrijgt naar de HTL. Volgens het COa en de staatssecretaris kan niet gesproken worden van medische belemmeringen die aan een plaatsing in de HTL in de weg staan.
Plaatsingsbesluit
5. Bij de beoordeling van het plaatsingsbesluit acht de rechtbank van belang dat uit het plaatsingsbesluit en de daarbij horende incidentenregistratie blijkt dat op 4 juni 2023 een incident plaatsvond waarbij eiser heeft geprobeerd om beveiligers aan te vallen met een stok. De politie is bij het incident gekomen en heeft aangegeven dat eiser niet meegenomen kon worden gelet op zijn medische situatie. Daarop is met spoed medicatie voor eiser gehaald en is in de middag de crisisdienst ingeschakeld. De crisisdienst heeft medicatie voor drie dagen voorgeschreven.
5.1.
Op 6 juni 2023, aan het einde van de middag vraagt de kamergenoot van eiser of het COa een ambulance kan bellen omdat eiser ziek is. Wanneer de COa medewerkers aankomen op de kamer van eiser horen zij hem schreeuwen en zien zij hem met zijn hoofd tegen de locker te bonken. Nadat het COa contact heeft gezocht met de GZA neemt de crisisdienst contact op met het COa. De crisisdienst begrijpt niet waarom het COa belt, omdat de crisisdienst drie dagen eerder is geweest en medicatie heeft voorgeschreven voor drie dagen. De crisisdienst ging ervan uit dat de GZA dit verder zou oppakken. Dit is niet gebeurd en eiser heeft na drie dagen geen medicatie meer gekregen.
5.2.
Hierop zijn de COa medewerkers naar de GZA gelopen om duidelijkheid te krijgen over de medicatie. Zonder medeweten van de COa medewerkers is eiser meegelopen. Wanneer de COa medewerkers bij de GZA arts zijn krijgen ze een melding binnen van een bewoner die op de grond ligt. Zij gaan samen met de GZA arts op de melding af. De bewoner die op de grond ligt blijkt eiser te zijn. De arts onderzoekt eiser en stelt vast dat ‘de situatie psychisch is’. Na het onderzoek ter plaatse staat eiser op. De GZA arts vertelt eiser dat hij elke dag naar de GZA moet komen om de medicatie in te nemen.
5.3.
Eiser loopt weg. Daarna draait hij zich om en rent richting de arts en begint haar met grote kracht te wurgen. Eiser reageert nergens op en blijft de arts aankijken. Een COa medewerker weet eiser los te trekken.
5.4.
Op 8 juni 2023 neemt een COa medewerker van de HTL contact op met de GZA in Hoogeveen met de vraag ‘Zijn jullie in staat de medische zorg van betrokkene over te nemen?’. De medewerker van de GZA Hoogeveen bericht aan de HTL dat voordat nagegaan kan worden of er belemmeringen zijn het verslag van de crisisdienst afgewacht moet worden. Daarop volgt een mail vanuit de HTL met de vraag ‘Nemen jullie dan contact met ons op zodra de zorg overgenomen kan worden?’ Hierop volgt op 9 juni 2023 de reactie dat er contact is geweest met de GZA Budel en dat overplaatsing naar de HTL akkoord is mits eiser alle medicatie mee krijgt.
5.5.
Hierna wordt aan eiser het plaatsingsbesluit opgelegd.
6. De rechtbank stelt vast dat de gang van zaken rondom de incidenten niet is bestreden. Evenmin is de impact van het incident bestreden. In geschil is wel of op eiser de contra-indicatie acute psychiatrische problematiek van toepassing is. Uit paragraaf 4.3.7. van het Maatregelenbeleid van het COa volgt dat het uitgangspunt is dat bewoners met acute psychiatrische problematiek, dit ter beoordeling door GZA, niet door het COa in de HTL worden geplaatst. [1]
6.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het COa onvoldoende navraag bij de GZA gedaan of er bij eiser sprake was van acute psychiatrische problematiek. Zoals weergegeven onder 5.4. is de vraagstelling vanuit het COa telkens geweest of de GZA de zorg in de HTL kon overnemen. Dat is niet het juiste uitgangspunt. Daarbij is in dit geval van belang dat er ten tijde van het incident van 4 juni 2023 dermate ernstige medische problematiek speelde dat de politie eiser niet wilde meenemen. De crisisdienst heeft toen medicatie voorgeschreven. Ten tijde van het incident van 6 juni 2023 was die medicatie op. In het licht van die omstandigheden had het COa – conform beleid- het GZA moeten laten uitzoeken of er sprake was van acute psychiatrische problematiek. Het besluit is dus niet zorgvuldig voorbereid en het COa heeft niet conform artikel 4:84 van de Awb gehandeld.
6.2.
Het beroep tegen het plaatsingsbesluit is gegrond. De rechtbank zal gelet op het voorgaande het plaatsingsbesluit vernietigen.
Vrijheidsbeperkende maatregel
7. De rechtbank overweegt ten aanzien van de vrijheidsbeperkende maatregel als volgt. Gelet op de gegrondverklaring van het beroep tegen het plaatsingsbesluit en gelet op de omstandigheid dat de vrijheidsbeperkende maatregel volledig steunt op dat besluit, is de rechtbank van oordeel dat het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel eveneens gegrond moet worden verklaard.
8. De rechtbank gaat ervan uit dat een maatregel, houdende de beperking van de bewegingsvrijheid, evenals een vrijheidsontnemende maatregel, immateriële schade tot gevolg heeft bij degene die de maatregel dient te ondergaan. Die schade zal bij een vrijheidsbeperkende maatregel wel geringer zijn dan bij een vrijheidsontnemende maatregel. Hiervan uitgaande acht de rechtbank aannemelijk dat eiser immateriële schade heeft geleden van € 25,- per dag dat hij zonder rechtstitel vrijheidsbeperking heeft ondergaan. De rechtbank stelt vast dat eiser ten onrechte gedurende 40 dagen, namelijk van 9 juni 2023 tot en met 18 juli 2023 (heden), in zijn bewegingsvrijheid is beperkt, zodat aanleiding bestaat om de Staat der Nederlanden te veroordelen tot vergoeding aan eiser van een totaalbedrag aan schade van € 1.000,00
9. De rechtbank ziet aanleiding om de staatssecretaris en het COa ieder voor de helft te veroordelen in de proceskosten die eiser heeft moeten maken voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank stelt deze kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) vast op € 1.674,00 (1 punt voor het indienen van de beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,00 en wegingsfactor 1). De rechtbank is van oordeel dat beide beroepen als samenhangend moeten worden gezien, als bedoeld in artikel 3 van het Bpb.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep tegen het plaatsingsbesluit gegrond;
  • vernietigt het plaatsingsbesluit;
  • verklaart het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel gegrond;
  • beveelt de opheffing van vrijheidsbeperkende maatregel met ingang van vandaag;
  • veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 1.000,00;
  • veroordeelt de staatssecretaris en het COa ieder voor de helft in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage - van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van A. Hoekstra, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover betrekking hebbend op het plaatsingsbesluit, kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Tegen deze uitspraak, voor zover betrekking hebbend op de vrijheidsbeperkende maatregel, staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Maatregelenbeleid COa oktober 2021