ECLI:NL:RBDHA:2023:10508
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake aanvraag verblijfsvergunning regulier
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had op 5 juli 2022 bezwaar aangetekend tegen het besluit van de staatssecretaris, waarin zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd niet in behandeling werd genomen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroepschrift geen gronden bevatte. Volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient een beroepschrift ten minste de gronden van het beroep te bevatten. De rechtbank heeft de eiser in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken alsnog gronden in te dienen, maar hierop is geen reactie gekomen. Hierdoor kon de rechtbank het beroep niet inhoudelijk behandelen en heeft zij besloten het beroep kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en mr. R. de Mul, griffier, en is openbaar gemaakt op de website van de rechtspraak. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met deze uitspraak.