ECLI:NL:RBDHA:2023:10550

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
NL23.4260
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de inwilliging van een asielaanvraag op grond van nareis en de afwijzing van het eigen asielrelaas

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 14 juli 2023, wordt het beroep van eiser tegen de inwilliging van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser had op 13 november 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris op 13 januari 2023 was ingewilligd op grond van nareis. De rechtbank behandelt het beroep dat eiser heeft ingesteld tegen deze inwilliging, waarbij hij zich richt op de afwijzing van zijn eigen asielrelaas, dat door de staatssecretaris als ongeloofwaardig werd aangemerkt.

De rechtbank constateert dat eiser op 15 juni 2023 niet op de zitting is verschenen, ondanks dat de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is, omdat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor een verblijfsvergunning op basis van zijn eigen asielrelaas. De rechtbank legt uit dat de staatssecretaris de ongeloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser voldoende heeft gemotiveerd en dat er geen rechtsregel is die vereist dat er een nieuw voornemen moet worden uitgebracht in het geval van inwilliging op grond van nareis.

Eiser heeft zijn asielaanvraag onderbouwd met een relaas over zijn politieke betrokkenheid in Sierra Leone, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat de verklaringen van eiser niet geloofwaardig zijn. De rechtbank wijst erop dat eiser niet voldoende heeft onderbouwd waarom de motivering van de staatssecretaris ontoereikend zou zijn. Bovendien heeft eiser geen documenten kunnen overleggen van zijn Pro Deo advocaat in Sierra Leone, wat zijn zaak verder ondermijnt. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en kent geen proceskostenvergoeding toe aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.4260

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. S.T.C. Rebergen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. J.D. Albarda).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de inwilliging van de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft op 13 november 2019 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 13 januari 2023 deze aanvraag ingewilligd op grond van nareis. [1]
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 15 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen. Eiser en gemachtigde zijn met voorafgaande kennisgeving niet op de zitting verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het beroep tegen de inwilliging van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Afgeleide asielvergunning (nareis)
4. Aan eiser is met het bestreden besluit een verblijfsvergunning asiel op grond van nareis verleend. Eiser voldoet namelijk aan de voorwaarden om als partner van een op asielgronden toegelaten vreemdeling een verblijfsvergunning te verkrijgen. [2] De vergunning is verleend met ingang van 13 november 2019 en de vergunning is geldig tot 13 november 2024. Aan eiser is echter geen verblijfsvergunning asiel verleend op grond van zijn eigen asielrelaas. Het relaas omtrent de persoonlijke vrees van eiser is namelijk ongeloofwaardig geacht. Tegen dit laatste richt het beroep van eiser zich.

Asielaanvraag

5. Eiser legt aan zijn asielaanvraag – kort samengevat – ten grondslag dat hij in Sierra-Leone lid was van de politieke partij [naam politieke partij]. Na het ontslag van de vicepresident in 2015 is deze partij in tweeën gesplitst. Eisers broer was voorstander van het ontslag, zijn vriend [naam] (hierna: vriend) was tegenstander van het ontslag van de vicepresident. Eisers broer en zijn vriend zijn als gevolg hiervan vijanden geworden. De broer van eiser is in 2015 aangevallen en gestoken door de groep die achter de vriend stond. Toen eiser hem naar het ziekenhuis wilde brengen is hij ook aangevallen door deze groep. Er is bloed op eisers kleding gekomen en hij is veroordeeld tot zestig jaar gevangenisstraf. Eiser heeft – door verschillende omstandigheden – in 2015 kunnen ontsnappen. Bij terugkeer naar Sierra Leone vreest hij dat zijn gevangenisstraf wordt verdubbeld. Ook vreest hij vermoord te worden.
5.1.
Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- gevecht met de groep van de vriend van eisers broer en de problemen als gevolg hiervan.
De staatssecretaris acht het relevante element identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Dit is echter volgens de staatssecretaris onvoldoende zwaarwegend om aan te nemen dat eiser vluchteling is in de zin van het Vluchtelingenverdrag of dat hij een reëel risico loop op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. Dat eiser terecht is gekomen in een gevecht met de groep van zijn broers voormalige vriend en als gevolg hiervan in de problemen is gekomen wordt door de staatssecretaris niet geloofwaardig geacht. Op wat de staatssecretaris daartoe overweegt en wat eiser daartegen aanvoert wordt verderop in deze uitspraak – voor zover van belang – nader ingegaan.
Is er ten onrechte voorafgaand aan het bestreden besluit geen voornemen uitgebracht?
6. Eiser betoogt ten eerste dat er in deze zaak geen (inhoudelijk) voornemen is uitgebracht. Hierdoor heeft eiser pas ten tijde van het bestreden besluit voor het eerst kennis kunnen nemen van het standpunt van de staatssecretaris over de ongeloofwaardigheid van zijn eigen asielrelaas.
6.1.
De rechtbank stelt allereerst vast dat er op 29 januari 2020 een voornemen is uitgebracht. Dit voornemen zag echter op het niet in behandeling nemen van de aanvraag vanwege de verantwoordelijkheid van Italië in het kader van de Dublin procedure. Met het bestreden besluit van 13 januari 2023 is het asielrelaas van eiser inderdaad voor de eerste keer beoordeeld, maar is de asielvergunning wel ingewilligd op grond van nareis. Er is echter geen rechtsregel die bepaalt dat de staatssecretaris in dat specifieke geval een (nieuw) voornemen moet uitbrengen. In de artikelen 3.114 en 3.116 van het Vb 2000 staat namelijk genoemd in welke gevallen een voornemen moet worden uitgebracht. Daar staat niet bij dat dat moet gebeuren indien er wel sprake is van een inwilliging op grond van nareis en niet op het individuele asielrelaas van een vreemdeling, zoals in het geval van eiser. Artikel 3.121a, eerste lid, van de Vb 2000 bevat slechts de verplichting om in zo’n geval de afwijzing van de vluchtelingenstatus en de subsidiaire bescherming te motiveren.
In het bestreden besluit is daarnaast gemotiveerd ingegaan op de afwijzing van de aanvraag van eiser op zijn eigen asielgronden. Ook is de staatssecretaris gemotiveerd ingegaan op het vluchtelingschap en de subsidiaire bescherming. Eiser heeft vervolgens in beroep de mogelijkheid (gehad) om al zijn bezwaren tegen het bestreden besluit naar voren te brengen. Eiser heeft hiervan gebruik gemaakt middels de ingediende beroepsgronden. Daarnaast had eiser de mogelijkheid om zijn visie en bezwaren tijdens de zitting naar voren te brengen. Eiser heeft de keuze gemaakt niet op de zitting te verschijnen. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft de staatssecretaris de ongeloofwaardigheid van het relevante element deugdelijk gemotiveerd?
7. Eiser betoogt dat de staatssecretaris ten onrechte het asielrelaas van eiser niet geloofwaardig heeft geacht. Eiser voert hiertoe aan dat in het bestreden besluit niet is gemotiveerd waarom de uitgebreide verklaringen van eiser tijdens het nader gehoor als summier en vaag worden gekwalificeerd. Eiser voert ook aan dat het enkele feit dat het persoonlijke relaas van eiser niet volledig wordt onderbouwd door de bronnen die de staatssecretaris raadpleegt niet maakt dat zijn asielrelaas onaannemelijk is.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat eiser niet voldoende heeft geconcretiseerd en onderbouwd waarom de uitgebreide motivering van de staatssecretaris in het bestreden besluit summier en vaag zou zijn. De staatssecretaris heeft op pagina 2 en 3 van het bestreden besluit uitgebreid gemotiveerd waarom hij de verklaringen van eiser als vaag en summier beschouwd. Het is aan eiser om toe te lichten waarom de motivering van de staatssecretaris volgens hem ontoereikend is. Eiser is daarin niet geslaagd, omdat hij niets concreets tegen de motivering van de staatssecretaris heeft ingebracht. De beroepsgrond slaagt niet.
Had eiser stukken van zijn advocaat in Sierra Leone moeten overleggen?
8. Eiser betoogt dat hem niet kan worden tegengeworpen dat hij geen documenten kan overleggen van zijn advocaat die hem tijdens zijn detentie bij heeft gestaan. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn asielrelaas contact gezocht met een expert om informatie te achterhalen over de Pro Deo advocaat die eiser heeft bijgestaan toen hij in detentie zat. Eiser had gehoopt deze informatie voor de zitting te hebben ontvangen, echter is dit niet het geval. De informatie van de Pro Deo advocaat speelt een belangrijke rol in de motivering van het besluit van de staatssecretaris. Ook verwijst eiser naar een mailwisseling met [naam contactpersoon] over de rechtsbijstand in Sierra Leone en de Pro Deo advocatuur. Uit deze mailwisseling volgt dat het ingewikkeld is om acht jaar later een Pro Deo advocaat in Sierra Leone te traceren. De informatie uit het ambtsbericht waar de staatssecretaris zich op baseert is niet volledig, aldus eiser.
8.1.
De rechtbank volgt het standpunt van de staatssecretaris en is van oordeel dat de staatssecretaris terecht tegenwerpt dat eiser geen documenten kan overleggen van zijn advocaat die hem tijdens zijn detentie bij heeft gestaan. Eisers stelling dat hij in Sierra Leone een Pro Deo advocaat toegewezen heeft gekregen maar geen documenten kan opvragen omdat het zeer lastig is de betreffende advocaat te traceren, maakt dit oordeel niet anders. Zoals de staatssecretaris in het bestreden besluit en op de zitting heeft gesteld zijn er maar weinig Pro Deo advocaten in Sierra Leone. Dit blijkt onder andere uit het ambtsbericht en de informatie waar de staatssecretaris naar verwijst op pagina 2 van het bestreden besluit. De mailwisseling met [naam contactpersoon] onderschrijft de situatie van weinig (Pro Deo) advocaten, zij stelt dat er in 2015 maar negen ‘legal aid’ lawyers in Sierra Leone werkzaam waren. Dit zou het voor eiser makkelijker moeten maken om de betreffende Pro Deo advocaat te traceren. Bovendien sluit de rechtbank zich aan bij het standpunt van de staatssecretaris dat eiser überhaupt geen documenten heeft kunnen overleggen. Er is eiser namelijk meer tegengeworpen dan het enkele feit dat hij geen stukken van zijn Pro Deo advocaat kan overleggen. Het is aan eiser om zijn asielrelaas aannemelijk te maken. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van F. Metz, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 29, tweede lid, aanhef en onder b van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Idem.