ECLI:NL:RBDHA:2023:10550
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de inwilliging van een asielaanvraag op grond van nareis en de afwijzing van het eigen asielrelaas
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 14 juli 2023, wordt het beroep van eiser tegen de inwilliging van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser had op 13 november 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris op 13 januari 2023 was ingewilligd op grond van nareis. De rechtbank behandelt het beroep dat eiser heeft ingesteld tegen deze inwilliging, waarbij hij zich richt op de afwijzing van zijn eigen asielrelaas, dat door de staatssecretaris als ongeloofwaardig werd aangemerkt.
De rechtbank constateert dat eiser op 15 juni 2023 niet op de zitting is verschenen, ondanks dat de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is, omdat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor een verblijfsvergunning op basis van zijn eigen asielrelaas. De rechtbank legt uit dat de staatssecretaris de ongeloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser voldoende heeft gemotiveerd en dat er geen rechtsregel is die vereist dat er een nieuw voornemen moet worden uitgebracht in het geval van inwilliging op grond van nareis.
Eiser heeft zijn asielaanvraag onderbouwd met een relaas over zijn politieke betrokkenheid in Sierra Leone, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat de verklaringen van eiser niet geloofwaardig zijn. De rechtbank wijst erop dat eiser niet voldoende heeft onderbouwd waarom de motivering van de staatssecretaris ontoereikend zou zijn. Bovendien heeft eiser geen documenten kunnen overleggen van zijn Pro Deo advocaat in Sierra Leone, wat zijn zaak verder ondermijnt. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en kent geen proceskostenvergoeding toe aan eiser.