ECLI:NL:RBDHA:2023:10563

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
NL23.20054
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een uitspraak inzake bewaring van een vreemdeling

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek om de uitspraak van 20 juni 2023 te herzien, waarbij het beroep van verzoekster tegen het voortduren van de maatregel van bewaring van 7 mei 2023 ongegrond is verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De rechtbank heeft het verzoek op 11 juli 2023 op zitting behandeld, waarbij verzoekster en de gemachtigden van zowel verzoekster als de staatssecretaris aanwezig waren.

Verzoekster heeft aangevoerd dat zij op 13 juni 2023 geen vertrekgesprek heeft gehad, terwijl er op 16 juni 2023 een verslag van een vertrekgesprek in het digitale dossier is geüpload. Dit verslag zou gebreken bevatten, zoals het ontbreken van de datum van het gesprek en de vermelding van een tolk. De rechtbank heeft in haar eerdere uitspraak van 20 juni 2023 het vertrekgesprek van 13 juni 2023 als cruciaal beschouwd voor de beoordeling van de voortvarendheid van de staatssecretaris.

De rechtbank oordeelt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor herziening zoals gesteld in artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verzoekster heeft onvoldoende onderbouwd dat er feiten en omstandigheden zijn die, indien eerder bekend bij de bestuursrechter, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. De rechtbank wijst het verzoek om herziening af, waardoor de eerdere uitspraak van 20 juni 2023 in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.20054

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak van 18 juli 2023 tussen

[verzoekster] v-nummer: [nummer], verzoekster

(gemachtigde: mr. R.W. Koevoets),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. J. Kaikai).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek om de uitspraak van 20 juni 2023 [1] , waarbij het beroep van verzoekster tegen het voortduren van de maatregel van bewaring van 7 mei 2023 ongegrond is verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen, te herzien.
1.1.
De rechtbank heeft het verzoek op 11 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

Het verzoek tot herziening
2. Aan haar verzoek om herziening heeft verzoekster het volgende ten grondslag gelegd. Verzoekster heeft haar gemachtigde op 14 juni 2023 gesproken en aangegeven dat zij op 13 juni 2023 geen vertrekgesprek heeft gehad. Nadat verzoekster om nadere uitleg heeft gevraagd bij de regievoerder is op 16 juni 2023 een verslag van het vertrekgesprek in het digitale dossier geüpload. Verzoekster stelt dat het verslag van het vertrekgesprek van 13 juni 2023 gebreken bevat. Zo is niet vermeld op welke datum het gesprek heeft plaatsgevonden en ook is niet duidelijk of gebruik is gemaakt van een tolk. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 20 juni 2023 het vertrekgesprek van 13 juni 2023 van doorslaggevend belang geacht voor de vraag of de staatssecretaris voldoende voortvarend handelt. Verzoekster verzoekt daarom om herziening van de uitspraak van 20 juni 2023.
Toetsingskader
2.1.
Op grond van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de bestuursrechter op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [2] volgt dat herziening een buitengewoon rechtsmiddel is waarmee een onherroepelijke rechterlijke uitspraak kan worden gecorrigeerd indien blijkt dat deze berust op een onjuiste feitelijke grondslag en ook overigens aan de vereisten van artikel 8:119, eerste lid, van de Awb is voldaan. Alleen aangelegenheden van feitelijke aard kunnen tot herziening leiden.
Oordeel van de rechtbank
2.2.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor herziening van de door verzoekster genoemde uitspraak, omdat niet is voldaan aan alle hierboven genoemde voorwaarden van artikel 8:119 van de Awb. Door verzoekster is onvoldoende onderbouwd dat sprake was van feiten en omstandigheden die, waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden. Verzoekster stelt dat er geen vertrekgesprek met haar is gevoerd op 13 juni 2023. Er is echter een verslag van het vertrekgesprek, welke op 16 juni 2023 is geüpload in het digitale dossier. Uit het verslag blijkt wie er aanwezig waren tijdens dit gesprek, namelijk de betrokkene (btk) en de regievoerder (rv). Door de staatssecretaris is toegelicht dat het niet vreemd is dat er in het verslag geen tolk is vermeld, omdat, zoals de staatssecretaris ook op de zitting heeft toegelicht, dit niet altijd wordt vermeld. Zo staat op het (onbetwiste) verslag van het vertrekgesprek van 10 mei 2023 ook niet vermeld dat er gebruik is gemaakt van een tolk. Daarnaast heeft de regievoerder via een e-mail aan verzoekster bevestigd dat het vertrekgesprek met verzoekster heeft plaatsgevonden, maar dat het verslag niet is ‘doorgezet’ in het systeem. Dit houdt enkel in dat het verslag niet is verstuurd. Daaruit valt dus niet af te leiden dat het gesprek niet heeft plaatsgevonden. De rechtbank zal het verzoek om herziening daarom afwijzen.

Conclusie en gevolgen

3. Het verzoek om herziening wordt afgewezen. Dat betekent dat de uitspraak van 20 juni 2023 niet wordt herzien. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El-Amrani, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 20 juni 2023, zaaknummer NL23.17066 (niet gepubliceerd).
2.Zie bijvoorbeeld ABRvS 19 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:177.