ECLI:NL:RBDHA:2023:10567

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
NL23.10376
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gegrond beroep tegen niet-tijdig beslissen op aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak hebben eisers op 5 april 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op hun aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ in het kader van nareis. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit door het bestuursorgaan gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. De aanvraag is op 3 oktober 2022 ingediend en de staatssecretaris had binnen 90 dagen moeten beslissen, maar heeft deze termijn met drie maanden verlengd. De termijn is verstreken zonder dat er een besluit is genomen, en eisers hebben de staatssecretaris op 21 maart 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld.

De rechtbank legt de staatssecretaris een termijn van zestien weken op om alsnog een besluit bekend te maken, en bepaalt dat er een dwangsom van € 100 per dag moet worden betaald voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris in de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 418,50, en moet het betaalde griffierecht van € 184 worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en is openbaar gemaakt op 13 juli 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.10376

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , eiseres 1

v-nummer: [nummer 1]
[naam 2], eiser 1
v-nummer: [nummer 2]
[naam 3], eiser 2
v-nummer: [nummer 3]
[naam 4], eiseres 2
v-nummer: [nummer 4]
tezamen te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. M.M. Volwerk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Becks).

Procesverloop

Eisers hebben op 5 april 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op de aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid” in het kader van nareis.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. De aanvraag is ten behoeve van eisers ingediend op 3 oktober 2022. Verweerder had op grond van artikel 2u, eerste lid, van de Vw [1] uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen. Verweerder heeft deze termijn met drie maanden verlengd. De termijn waarbinnen verweerder moet beslissen is verstreken zonder dat een besluit is genomen. Eisers hebben verweerder op 21 maart 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld. Eisers hebben meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag.
3. Als verweerder niet op tijd heeft beslist, legt de rechtbank op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb een termijn op van twee weken waarbinnen het bestuursorgaan een besluit bekend moet maken. In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van andere wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid van deze bepaling een andere termijn opleggen of een andere voorziening treffen. De rechtbank is van oordeel dat bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning op dit moment sprake is van een bijzonder geval. Zij verwijst voor een uitgebreide motivering naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 17 maart 2023. [2] Er is dan ook reden om met toepassing van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb een langere termijn dan twee weken op te leggen. De rechtbank hanteert daarbij de uitgangspunten zoals geformuleerd in de eerder genoemde uitspraak van zittingsplaats Arnhem.
4. Verweerder is volgens het verweerschrift voornemens om herstel verzuim aan te bieden om de aanvraag compleet te maken en om daarna nader onderzoek in de vorm van een gehoor aan te bieden. De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder binnen een termijn van zestien weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend moet maken.
5. Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat verweerder een dwangsom van € 100 moet betalen voor elke dag waarmee deze termijn wordt overschreden. Daarbij geldt een maximum van € 7.500.
6. In de gegrondverklaring van het beroep ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 418,50, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit. Ook moet verweerder het door eisers betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de staatssecretaris op binnen zestien weken na de verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken;
  • bepaalt dat de staatssecretaris aan eisers een dwangsom van € 100 (honderd euro) moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500 (zevenduizendvijfhonderd euro);
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000