ECLI:NL:RBDHA:2023:10572

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
NL23.13123
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis

In deze zaak heeft eiseres op 28 april 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet heeft gereageerd op het verzoek om de benodigde stukken in te dienen, waardoor de rechtbank alleen beschikte over de door eiseres ingebrachte documenten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De aanvraag van eiseres is op 23 augustus 2022 ondertekend, en de staatssecretaris had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. Aangezien er geen besluit is genomen voor 21 november 2022, is de termijn verstreken. Eiseres heeft op 7 maart 2023 een ingebrekestelling ingediend, en op 28 april 2023 is het beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de staatssecretaris in gebreke is gebleven.

De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een besluit bekend te maken op de aanvraag van eiseres. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 418,50, en het verzoek om vrijstelling van het griffierecht is voorlopig toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.13123

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. S. Cetinkaya-Ahmad),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 28 april 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op de aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis.
Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek van de rechtbank om de stukken die op de zaak betrekking hebben in te brengen en een verweerschrift in te dienen.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht
(Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht voor de behandeling van
haar beroep wegens betalingsonmacht. De rechtbank heeft het verzoek om vrijstelling
voorlopig toegewezen. Met het door eiseres overgelegde formulier heeft zij voldoende
aannemelijk gemaakt dat zij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling. Het verzoek om vrijstelling van het griffierecht wordt definitief toegewezen.
2. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing
van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit
met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het
beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een
besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling
door het bestuursorgaan is ontvangen.
3. Op 2 mei 2023 heeft de rechtbank verweerder verzocht om uiterlijk op 16 mei 2023 alle stukken in te dienen die op de zaak betrekking hebben. Verweerder heeft hier niet op gereageerd, waardoor de enige relevante stukken waar de rechtbank over beschikt de stukken zijn die eiseres zelf heeft ingebracht. Bij het bovengenoemde verzoek heeft de rechtbank vermeldt dat de rechtbank bij het ongebruikt laten verstrijken van deze termijn op basis van de beschikbare stukken op het beroep beslist.
4. De aanvraag van eiseres is op 23 augustus 2022 ondertekend. Uit het dossier blijkt niet dat de aanvraag op een later moment is ontvangen, waardoor de rechtbank van ontvangst op 23 augustus 2022 uitgaat. Verweerder moet op grond van artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) binnen 90 dagen beslissen op de aanvraag. Uit de stukken in het dossier blijkt niet dat verweerder deze termijn heeft verlengd. Verweerder had dus voor 21 november 2022 moeten beslissen. De termijn waarbinnen verweerder moet beslissen is daarom verstreken zonder dat er een besluit is genomen. Het formulier “Ingebrekestelling bij niet tijdig beslissen” is door eiseres ondertekend op 7 maart 2023. Nu verweerder geen verweer heeft gevoerd en er geen ontvangstbevestiging in het dossier is opgenomen, blijkt niet dat de ingebrekestelling op een later moment is ontvangen. Op 28 april 2023 is het beroep wegens niet-tijdig beslissen ingesteld. Er zijn tussen de ingebrekestelling en het beroep twee weken verstreken, zodat het beroep tijdig is ingediend. Het beroep is kennelijk gegrond.
5. Eiseres verzoekt de rechtbank om verweerder op te dragen binnen twee weken
alsnog een besluit te nemen en daarbij een rechterlijke dwangsom op te leggen voor elke
dag dat hij in gebreke blijft deze uitspraak na te leven.
6. Als de verweerder niet op tijd heeft beslist, legt de rechtbank op grond van artikel
8:55d, eerste lid, van de Awb een termijn op van twee weken waarbinnen het
bestuursorgaan een besluit bekend moet maken. In bijzondere gevallen of als dat voor de
naleving van andere wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank op grond van het
derde lid van deze bepaling een andere termijn opleggen of een andere voorziening treffen.
7. De rechtbank is van oordeel dat bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder
van een asielvergunning op dit moment sprake is van een bijzonder geval. Zij verwijst voor
een uitgebreide motivering naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem van
17 maart 2023. [1] Er is dan ook reden om met toepassing van artikel 8:55d, derde lid, van de
Awb een langere termijn dan twee weken op te leggen.
8. Om te bepalen welke termijn verweerder moet worden gegund om alsnog tot een
besluit te komen, wordt de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State van 8 juli 20202 als uitgangspunt genomen. In deze uitspraak is geoordeeld dat de te
bepalen nadere beslistermijn niet onnodig lang, maar ook niet onrealistisch kort mag zijn. Bij de bepaling van die termijn moet de rechtbank nagaan welke onderzoekshandelingen al hebben plaatsgevonden en moet zij een inschatting maken welke handelingen verweerder nog moet verrichten.
9. Uit de stukken in het dossier is de rechtbank niet gebleken welke onderzoekshandelingen al hebben plaatsgevonden en welke handelingen verweerder nog moet verrichten. Verweerder heeft voorts niet gereageerd op het verzoek van de rechtbank om een verweerschrift in te dienen, waardoor de stand van zaken onduidelijk is gebleven. Deze bijzondere omstandigheden geven de rechtbank aanleiding om in dit geval aan verweerder op te dragen om binnen acht weken na deze uitspraak een besluit bekend te maken op de aanvraag van eiseres.
10. Op grond van artikel 8:55d, tweede lid van de Awb bepaalt de rechtbank dat
verweerder een dwangsom van € 100 moet betalen voor elke dag waarmee deze termijn wordt overschreden. Daarbij geldt een maximum van € 7.500.
11. Eiseres verzoekt de rechtbank om de bestuurlijke dwangsommen vast te stellen en
om verweerder te veroordelen in de door haar gemaakte proceskosten.
12. De rechtbank stelt vast dat de volledige termijn van artikel 4:17 van de Awb is
verstreken, zodat verweerder aan eiseres € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft
verbeurd.
13. In de gegrondverklaring van het beroep ziet de rechtbank aanleiding om verweerder
te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van
het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende
rechtsbijstand vastgesteld op € 418,50, bestaande uit een punt voor het indienen van het
beroepschrift met een waarde per punt van € 837 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5
(licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien
het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100 (honderd euro) moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500 (zevenduizend vijfhonderd euro);
  • stelt de hoogte van de door verweerder aan eiseres verschuldigde dwangsom als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb vast op € 1.442 (duizend vierhonderdtweeënveertig euro);
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.