ECLI:NL:RBDHA:2023:10573

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
NL23.13804
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D. Bruinse - Pot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep inzake niet tijdig beslissen op aanvraag voor machtiging tot voorlopig verblijf

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 14 juli 2023, wordt het beroep van eisers beoordeeld tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eisers, die gezamenlijk een aanvraag hebben ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) op 20 september 2022, stellen dat de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist op hun aanvraag. De rechtbank behandelt het beroep en constateert dat de staatssecretaris de wettelijke beslistermijn van 90 dagen heeft overschreden, en dat eisers de staatssecretaris in gebreke hebben gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, en legt de staatssecretaris een beslistermijn van vier weken op om alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank kent ook een proceskostenvergoeding van € 837 toe aan eisers, die door de staatssecretaris moet worden betaald. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om tijdig te beslissen op aanvragen en de rechten van betrokkenen, in dit geval de eisers, te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.13804

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juli 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , v-nummer [v-nummer] ,

[eiseres], v-nummer [v-nummer] ,
[eiseres], v-nummer [v-nummer] en
[eiseres], v-nummer [v-nummer]
gezamenlijk: eisers
(gemachtigde: mr. G.J. Dijkman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. K. Jansen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eisers hebben ingesteld omdat de staatssecretaris volgens hen niet op tijd heeft beslist op de voor hen ingediende aanvraag van 20 september 2022 om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij [referent] in het kader van nareis.
2. Eisers hebben op 22 mei 2023 gronden ingediend. De staatssecretaris heeft op 22 mei 2023 een verweerschrift ingediend.
3. De rechtbank heeft het beroep op 11 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referent, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de staatssecretaris. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en heeft eisers in de gelegenheid gesteld om kopieën van de paspoorten te overleggen.
4. Eisers hebben op 11 juli 2023 kopieën van hun paspoorten overgelegd. De staatssecretaris heeft op 12 juli 2023 gereageerd.
5. De rechtbank heeft vervolgens bepaald dat een nadere zitting achterwege kan blijven en heeft het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

6. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep van eisers ontvankelijk en gegrond?
7. Het beroep van eisers is ontvankelijk en gegrond. De aanvraag ten behoeve van eisers is ingediend op 20 september 2022. De staatssecretaris moet uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag beslissen. [2] De staatssecretaris heeft deze termijn met drie maanden verlengd. Eisers hebben de staatssecretaris na het verstrijken van die termijn in gebreke gesteld. Vervolgens is meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag.
Welke beslistermijn legt de rechtbank aan de staatssecretaris op?
8. Als de staatssecretaris niet op tijd heeft beslist, moet de rechtbank een beslistermijn van twee weken opleggen. In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van andere wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank een andere termijn opleggen. [3] De meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats heeft in haar uitspraak van 17 maart 2023 [4] geoordeeld dat bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning sprake is van een bijzonder geval. De rechtbank ziet geen grond om daar in deze zaak anders over te oordelen. In diezelfde uitspraak heeft de rechtbank uitgangspunten voor een passende beslistermijn geformuleerd die zij ook zal toepassen in andere bij de rechtbank aanhangige zaken waarin de staatssecretaris niet op tijd beslist op een aanvraag om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning.
9. De staatssecretaris heeft de rechtbank in het verweerschrift verzocht om een beslistermijn van twintig weken op te leggen, omdat hij voornemens is een herstelverzuim te bieden. Ter zitting heeft de staatssecretaris toegelicht dat de paspoorten van eisers in het dossier ontbreken en dat daarom een herstelverzuim zal worden geboden. De gemachtigde van eisers heeft vervolgens verzocht om maatwerk en aangeboden om de paspoorten zo spoedig mogelijk te overleggen, zodat een herstelverzuim achterwege kan blijven en de door de rechtbank op te leggen beslistermijn kan worden verkort. De rechtbank heeft eisers in de gelegenheid gesteld om de paspoorten te overleggen, zodat het dossier compleet kan worden gemaakt. De paspoorten zijn door eisers op 11 juli 2023 overgelegd. De staatssecretaris heeft vervolgens op 12 juli 2023 bevestigd dat de paspoorten zijn ontvangen en dat een besluit kan worden genomen.
10. De staatssecretaris heeft de rechtbank verzocht een beslistermijn van vier weken op te leggen. Eisers hebben verzocht om een beslistermijn van twee weken, omdat een beslistermijn van vier weken volgens hen geen recht doet aan de rechten van de kinderen en dit niet is betrokken bij de uitspraak van de meervoudige kamer van 17 maart 2023. Zoals in rechtsoverweging 6.3 van de uitspraak van 17 maart 2023 is overwogen, kunnen bijzondere omstandigheden de rechtbank aanleiding geven om in bijzondere zaken van de beschreven uitgangspunten af te wijken door de staatssecretaris een andere termijn te geven. Eisers hebben echter niet onderbouwd welke concrete en individuele omstandigheden in deze zaak maken dat een andere termijn dan vier weken moet worden opgelegd. De omstandigheid, in zijn algemeenheid, dat er jonge kinderen bij de zaak betrokken zijn acht de rechtbank onvoldoende bijzonder.
11. De rechtbank volgt de staatssecretaris in zijn verzoek. Hiermee stelt zij een termijn vast die overeenstemt met de in de uitspraak van 17 maart 2023 geformuleerde uitgangspunten. In dit geval is het dossier, nu de paspoorten zijn overgelegd, compleet en is geen nader onderzoek meer nodig. Daarbij past een beslistermijn van vier weken. De rechtbank bepaalt daarom dat de staatssecretaris binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend moet maken.
12. Eisers hebben hun beroepsgrond over artikel 5 van de Gezinsherenigingsrichtlijn ingetrokken op de zitting.
Welke dwangsom legt de rechtbank aan de staatssecretaris op?
13. De rechtbank moet aan haar uitspraak een dwangsom verbinden. [5] De rechtbank stelt de hoogte van de dwangsom in deze zaak vast op een bedrag van € 100 per dag voor elke dag waarmee de onder 10 genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen en de staatssecretaris de onder 11 genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en de onder 13 genoemde dwangsom wordt opgelegd.
15. Omdat het beroep gegrond is, krijgen eisers ook een vergoeding voor hun proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 837,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het deelnemen aan de zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor van 0,5). De rechtbank gaat uit van een wegingsfactor 0,5, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Ook moet de staatssecretaris het door eisers betaalde griffierecht aan hen vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt de staatssecretaris op om binnen vier weken na de dag verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken;
- bepaalt dat de staatssecretaris aan eisers een dwangsom van € 100 moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500;
- veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 837,- aan proceskosten aan eisers;
- bepaalt dat de staatssecretaris het door eisers betaalde griffierecht van € 184,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse - Pot, rechter, in aanwezigheid van
mr. E. Diele, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit volgt uit de artikelen 6:2 en 6:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Dit volgt uit artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb.
5.Dit volgt uit artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.