ECLI:NL:RBDHA:2023:10574
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening omgevingsvergunning voor garagebouw
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker had een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een garage op zijn perceel aan de Van [adres] [nummer] te [plaats]. Deze vergunning was door het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk geweigerd in een besluit van 1 april 2022. Verzoeker maakte bezwaar tegen deze weigering, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond bij besluit van 17 november 2022. Hierop heeft verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij stelde dat er sprake was van een spoedeisend belang.
De voorzieningenrechter overwoog dat volgens artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Verzoeker voerde aan dat hij al geruime tijd in de problemen zat door een half afgebroken duivenhok en een gebrek aan bergruimte. Hij wilde voorkomen dat hij afhankelijk zou worden van de overheid voor (mantel)zorg in de toekomst. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat verzoeker onvoldoende had aangetoond dat er sprake was van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter wees erop dat het tijdelijk schorsen van de weigering van de omgevingsvergunning niet automatisch recht gaf op het bouwen van de garage.
Uiteindelijk concludeerde de voorzieningenrechter dat verzoeker de uitspraak op het beroep moest afwachten en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er stond geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.