In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 12 juli 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J. Ruijs, had beroep aangetekend tegen de maatregel van bewaring die op 2 juli 2023 was opgelegd. De rechtbank behandelt de zaak in enkelvoudige kamer en concludeert dat het beroep ongegrond is. De staatssecretaris had de maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, waarbij werd gesteld dat er een concreet aanknopingspunt voor overdracht onder de Dublinverordening bestond en dat er een significant risico was dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken.
Tijdens de zitting op 11 juli 2023 heeft eiser aangegeven zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank, zonder de gronden van de staatssecretaris te betwisten. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de maatregel en heeft de argumenten van de staatssecretaris als voldoende onderbouwd beschouwd. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring rechtmatig is en dat het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken en kan binnen een week na bekendmaking worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.