ECLI:NL:RBDHA:2023:10594
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.L.M. Steinebach - de Wit
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, samen met zijn kinderen, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 12 mei 2023 buiten behandeling gesteld, omdat de eiser niet had gereageerd op verzoeken om informatie die essentieel waren voor zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 3 juli 2023 behandeld, maar zowel de eiser als zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De staatssecretaris heeft in een brief van 2 juni 2023 meegedeeld dat de eiser met onbekende bestemming is vertrokken.
De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of de eiser nog belang had bij de inhoudelijke behandeling van zijn beroep. Gezien het feit dat de eiser met onbekende bestemming is vertrokken en niet op de zitting is verschenen, concludeert de rechtbank dat de eiser geen prijs meer stelt op de door hem verzochte bescherming in Nederland. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat een vreemdeling die met onbekende bestemming is vertrokken, geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep, tenzij hij kan aantonen dat hij nog in Nederland verblijft en contact heeft met zijn gemachtigde.
De gemachtigde van de eiser heeft weliswaar aangegeven dat er contact is, maar heeft bevestigd dat de eiser niet meer in Nederland verblijft. De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat de eiser geen belang meer heeft bij de behandeling van zijn beroep en heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien het beroep niet-ontvankelijk is verklaard.