ECLI:NL:RBDHA:2023:10649

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
22/1315
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Wajong-uitkering en verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een Wajong-uitkering. De aanvraag werd op 23 juli 2020 ingediend, maar op 1 oktober 2020 werd deze door de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen afgewezen. Eiseres, geboren in 1988, heeft aangegeven last te hebben van depressie, een angststoornis en eetproblematiek. Na bezwaar tegen de afwijzing, bleef de Raad van Bestuur bij zijn standpunt in het bestreden besluit van 17 februari 2022. De rechtbank heeft het beroep op 18 april 2023 behandeld, waarbij eiseres en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank overweegt dat eiseres op haar 18e verjaardag geen arbeidsmogelijkheden had, maar dat de vraag of het ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam is, ter discussie staat. De rechtbank concludeert dat de Raad van Bestuur voldoende heeft gemotiveerd dat er geen sprake is van duurzaam ontbreken van mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. Eiseres is nog onder behandeling en er is een mogelijkheid dat haar situatie in de toekomst verbetert. Daarom komt eiseres niet in aanmerking voor een Wajong-uitkering, en wordt het beroep ongegrond verklaard.

Daarnaast heeft eiseres verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelt dat de redelijke termijn is overschreden met ongeveer 10 maanden, wat leidt tot een schadevergoeding van € 1.000,-. De rechtbank bepaalt dat verweerder deze schadevergoeding aan eiseres moet betalen. De uitspraak is gedaan op 11 juli 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/1315 WAJONG

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juli 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, verweerder,
gemachtigde: mr. D. Spiering-Kalay.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een Wajong-uitkering.
Met het besluit van 1 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder heeft de aanvraag van eiseres om een Wajong-uitkering afgewezen.
Met het besluit van 17 februari 2022 (het bestreden besluit) op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 18 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

1.1.
Eiseres is geboren op [geboortedag] 1988. Op 7 juni 2006 is zij achttien jaar geworden. Op 23 juli 2020 heeft eiseres een aanvraag om een Wajong-uitkering ingediend. Zij heeft daarbij vermeld dat zij last heeft van depressie, een angststoornis en eetproblematiek.
1.2.
Op 1 oktober 2020 heeft verweerder de aanvraag afgewezen omdat eiseres niet aan de voorwaarden voldeed om in aanmerking te komen voor een Wajong-uitkering. Verweerder stelt dat eiseres op dit moment geen arbeidsvermogen heeft, maar dat werk in de toekomst niet uitgesloten is. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.3.
In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit liggen de medische rapportages van 9 februari 2021, 15 februari 2021, 7 februari 2022 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b); en de arbeidskundige rapportage van 10 maart 2021 ten grondslag. De artsen hebben dossieronderzoek verricht.
In deze onderzoeken worden de persoonlijkheidsproblematiek, aanhoudende eetproblematiek in verband met anorexia en depressie genoemd. Verweerder stelt dat de persoonlijkheidsstoornis en de eetproblematiek in ieder geval vanaf haar 18e jaar actueel zijn. Hierdoor is het aannemelijk dat eiseres als gevolg van ziekte en/of gebreken beperkingen had welke hebben geleid tot participatieproblemen. Actueel beschikt eiseres niet over arbeidsvermogen gelet op het ontbreken van basale werknemersvaardigheden. Echter, eiseres is in behandeling zodat niet kan worden uitgesloten dat de mogelijkheden tot participeren toenemen in de toekomst. Dit is afhankelijk van verdere behandeling, compliance en beloop van het ziektebeeld. De arbeidsdeskundige b&b heeft in zijn rapport onderschreven dat eiseres geen arbeidsvermogen heeft, maar dat zij dit wel kan ontwikkelen. Verweerder stelt zich aldus op het standpunt dat eiseres weliswaar geen arbeidsvermogen heeft, maar dat de arbeidsbeperkingen niet duurzaam zijn. Eiseres heeft daarom geen recht op een Wajong-uitkering.
2. Eiseres kan zich niet verenigen met dit besluit en heeft in beroep het volgende aangevoerd. Eiseres stelt dat ze participatieproblemen heeft en daarom hulp moet vragen bij haar ouders. Eiseres wil juist niet afhankelijk zijn van anderen voor haar levensonderhoud. Eiseres vindt het vooral van belang zij stabiel blijft. Aanvullend stelt eiseres dat de reactie op haar bezwaar heel laat is. Eiseres heeft op 9 oktober 2020 bezwaar gemaakt en het bestreden besluit is genomen op 17 februari 2022.
3. Verweerder ziet geen aanleiding om het standpunt te wijzigen en verwijst dan ook naar de overwegingen in het bestreden besluit. Ten aanzien de overschrijding van de redelijke beslistermijn heeft verweerder zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, onder nadere (schriftelijke) toelichting dat deze tot een schadevergoeding van € 1.000,00 zou kunnen voeren.

Beoordeling

4. De rechtbank overweegt als volgt.
Juridisch kader
Ingevolge artikel 1a:1, eerste lid, Wet Wajong is een jonggehandicapte de ingezetene die op de dag waarop hij achttien wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
Ingevolge artikel 1a:1, vierde lid, Wet Wajong wordt onder ‘duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie’ verstaan de situatie waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
Duurzaamheid van de arbeidsbeperkingen
5.1.
Niet in geschil is dat eiseres op haar 18e verjaardag geen arbeidsmogelijkheden had als gevolg van ziekte of gebrek. Partijen zijn verdeeld over de vraag of het ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam is.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in voldoende mate heeft gemotiveerd dat bij eiseres geen sprake is van het duurzaam ontbreken van mogelijkheden tot arbeidsparticipatie.
Eiseres heeft geen arbeidsmogelijkheden omdat ze nu niet beschikt over basale werknemersvaardigheden. Omdat eiseres nog onder behandeling is bij PsyQ, en is geadviseerd om een intensief psychotherapeutisch traject te volgen, kan niet worden uitgesloten dat de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zullen toenemen. Zodoende is geen sprake van een situatie waarbij de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen. Daarbij overweegt dat eiseres naar eigen zeggen open blijft staan voor vrijwilligerswerk en dat zij momenteel oppaswerk verricht.
5.3.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat geen sprake is van duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. Eiseres komt dan ook niet in aanmerking voor een Wajong-uitkering. Het beroep is ongegrond.
Verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
6.1.
Eiseres heeft verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
6.2.
De rechtbank beoordeelt het verzoek aan de hand van het overzichtsarrest van de Hoge Raad van 19 februari 2016. [1] Uitgangspunt is dat de behandeling door de rechtbank niet binnen een redelijke termijn is geweest, als de uitspraak niet binnen twee jaar na de ontvangst van het bezwaarschrift is gedaan. Uitgangspunt voor de hoogte van de schadevergoeding is een tarief van € 500, - per half jaar waarmee de termijn is overschreden, naar boven afgerond.
6.3.
Bij de toekenning van de schadevergoeding moet de rechtbank beoordelen in hoeverre de overschrijding van de redelijke termijn is toe te rekenen aan het bestuursorgaan respectievelijk aan de rechtbank. De schadevergoeding moet vervolgens naar evenredigheid ten laste van het bestuursorgaan respectievelijk de Staat worden uitgesproken. De regel die daarbij geldt, is dat de bezwaarfase onredelijk lang heeft geduurd voor zover de duur daarvan een half jaar overschrijdt, en de beroepsfase voor zover zij meer dan anderhalf jaar in beslag neemt. Samengenomen bedraagt dit een periode van 24 maanden.
6.4.
De redelijke termijn is aangevangen op 9 oktober 2020, de datum waarop eiseres bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit. Naar het oordeel van de rechtbank eindigt de redelijke termijn derhalve op 10 oktober 2022. De rechtbank doet heden, 11 juli 2023, uitspraak. Dat betekent dat de redelijke termijn is overschreden met afgerond naar boven 10 maanden en minder dan 12 maanden. Daarmee correspondeert een vergoeding van immateriële schade van € 1.000,-, zoals ook door verweerder aangegeven.
6.5.
De behandeling van het bezwaar door verweerder heeft vanaf ontvangst van het bezwaarschrift op 9 oktober 2020 tot het bestreden besluit van 17 februari 2022 afgerond naar boven 17 maanden geduurd. Dit is langer dan een halfjaar en dit betekent dat de redelijke termijn in de bezwaarfase is overschreden.
6.6.
De behandeling door de rechtbank heeft vanaf ontvangst van het beroepschrift op 22 februari 2022 tot heden afgerond naar boven 17 maanden geduurd. Dit betekent dat de redelijke termijn in de rechterlijke fase niet is overschreden.
6.7.
Het bedrag van € 1000,- zal daarom worden toegerekend aan verweerder.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Verweerder dient, voorzover hij daartoe niet reeds is overgegaan, eiseres als gevolg van de overschrijding van de beslistermijn € 1.000,- te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond,
- bepaalt dat verweerder aan eiseres € 1.000,00 vergoedt als schadevergoeding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.G. Meeder, rechter, in aanwezigheid van mr. S.R. Veili, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.HR 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252.