ECLI:NL:RBDHA:2023:10658

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
22/6056
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen wijziging arbeidsongeschiktheidspercentage na toekenning WGA-uitkering

In deze zaak heeft eiseres, werkzaam als begeleider A in opleiding, beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen. Eiseres had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen, maar het arbeidsongeschiktheidspercentage werd gewijzigd van 39% naar 42,86% na een herbeoordeling. Eiseres betwistte de juistheid van de vastgestelde medische beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en stelde dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar medische situatie, waaronder fibromyalgie. De rechtbank heeft de zaak op 27 juni 2023 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig waren opgesteld en dat er geen aanleiding was om een onafhankelijke deskundige te benoemen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk kreeg en geen vergoeding van proceskosten ontving. De uitspraak werd gedaan door rechter N.E.M. de Coninck op 12 juli 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/6056

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juli 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. E. Schutrups),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: mr. C. ‘s-Gravenzande).

Inleiding

Verweerder heeft eiseres met het besluit van 13 september 2021 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend.
Met het bestreden besluit van 13 september 2022 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder het arbeidsongeschiktheidspercentage gewijzigd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 27 juni 2023 op zitting behandeld. Ter zitting zijn verschenen eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

1. Eiseres is werkzaam geweest als begeleider A in opleiding bij [stichting] voor gemiddeld 31,95 uur per week. Zij heeft zich vanuit deze functie op 12 juli 2019 ziekgemeld. Hierna heeft zij een ZW-uitkering ontvangen. De verzekeringsarts heeft op 7 september 2021 een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. Eiseres werd voor 39 % arbeidsongeschikt bevonden. Met het primaire besluit is eiseres per 18 augustus 2021, het einde van de wachttijd, een loongerelateerde-WGA uitkering toegekend.
2. Naar aanleiding van het bezwaar van eiseres heeft verweerder het standpunt gewijzigd in het bestreden besluit. Door een wijziging in de FML is er aanleiding om af te wijken van de door de primaire arbeidsdeskundige geselecteerde functies. De arbeidsongeschiktheid van eiseres is op grond daarvan vastgesteld op 42,86 %; eiseres blijft voor 35-80 % arbeidsongeschikt.

De standpunten van partijen

3. Eiseres stelt dat haar medische beperkingen onjuist zijn vastgesteld in de FML en dat haar belastbaarheid is overschreden met de geduide functies. Eiseres benoemt dat verweerder een prikkelarme omgeving als beperking had moeten opnemen omdat het over het algemeen bekend is dat personen met fibromyalgie sneller overprikkeld raken. Hier op aansluitend stelt eiseres dat verweerder onterecht geen informatie heeft opgevraagd bij de behandelde sector. Het onderzoek is hierdoor onzorgvuldig uitgevoerd en heeft geleid tot een onjuist bestreden besluit. De door eiseres overgelegde medische expertise zou genoeg reden moeten zijn om een verdere urenbeperking op te nemen. Omdat uit de rapporten die er nu liggen, van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige van verweerder en van het Expertise Instituut, conclusies volgen die haaks op elkaar staan, zou een onafhankelijke deskundige benoemd moeten worden zodat het geschil definitief beslecht kan worden, aldus eiseres.
4.1.
Verweerder verwijst naar het bestreden besluit en stelt dat er geen informatie opgevraagd hoefde te worden bij de behandeld sector omdat er een voldoende duidelijk beeld is van de medische situatie en de diagnoses, zoals blijkt uit de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 23 augustus 2022. Ook stelt verweerder dat het onderzoek zorgvuldig is geweest. De door eiseres aangevoerde expertise is betrokken bij de herbeoordeling en naar aanleiding hiervan zijn aanvullende beperkingen opgenomen.
4.2.
Aanvullend heeft de verzekeringsarts b&b gerapporteerd geen aanleiding te zien om een prikkelarme omgeving voor eiseres aan te nemen als beperking. De enkele mededeling dat eiseres niet tegen drukte in de supermarkt kan (maar wel naar de supermarkt kan met haar vriend) volstaat daartoe niet. Aanvullend wordt gesteld dat er geen aanleiding is om een verdere urenbeperking aan te nemen. De verzekeringsarts b&b heeft het dagverhaal en de verrichte activiteiten van eiseres meegenomen in het rapport van 23 augustus 2022. Hierin zijn meerdere herstelmomenten voor eiseres meegenomen en is eiseres beperkt in fysieke inspanning. Een beperking van duurbelastbaarheid wordt pas aangenomen indien met de overige beperkingen onvoldoende tegemoet kan worden gekomen aan de beperkingen van betrokkene. De behoefte aan extra lange herstelmomenten lijken te worden bezien vanuit een preventief oogpunt om rekening te houden met enkele slechtere dagen. De duurbelastbaarheid is correct vastgesteld op 30 uur. De verzekeringsarts b&b ziet geen aanleiding om het standpunt te wijzigen.

Het oordeel van de rechtbank

De medische beoordeling
5.1
Verweerder mag besluiten omtrent arbeids(on)geschiktheid van een betrokkene baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Het is aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.
5.2
Eiseres is op het spreekuur van 26 augustus 2021 lichamelijk en psychisch onderzocht door de primaire verzekeringsarts. Eiseres heeft zelf medische stukken meegenomen naar het spreekuur en die zijn meegenomen in de beoordeling. Ook is er dossieronderzoek verricht. De verzekeringsarts heeft op 30 augustus 2021 een rapport van de bevindingen opgesteld. De primaire verzekeringsarts stelt vast dat eiseres op adequate wijze reageert maar regelmatig huilt. Ook lijkt ze moeite te hebben in het omgaan met haar pijnklachten. Zij lijkt bezorgd maar voert het gesprek op een normaal tempo en behoudens het huilen zijn er geen aanwijzingen voor het aannemen voor verdergaande beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren. Uit het lichamelijk onderzoek is gebleken dat eiseres vooral veel pijn voelt, houterig beweegt en niet langdurig kan bewegen. Er zijn lichte beperkingen benoemd in de nek, schouders en de rug. Zij is volgens de verzekeringsarts aangewezen op arbeid zonder deadlines en een hoog handelingstempo. Zij is vooral beperkt in het uiten van gevoelens, omgaan met conflict, leidinggeven en het uitvoeren van veel fysieke handelingen tijdens arbeid. Er is ook sprake van beperkte werktijden in verband met energetische beperkingen en een herstelbehoefte van eiseres. De primaire verzekeringsarts heeft de beperkingen van eiseres opgenomen in de FML van 7 september 2021.
5.3
Naar aanleiding van het bezwaar heeft de verzekeringsarts b&b op 23 augustus 2022 een rapport uitgebracht. De verzekeringsarts b&b heeft hiervoor dossierstudie verricht, eiseres onderzocht op het spreekuur van 17 augustus 2022 en het rapport van Expertise Instituut betrokken bij de herbeoordeling. De verzekeringsarts b&b heeft hierin aanleiding gezien om af te wijken van het oordeel van de primaire verzekeringsarts. De verzekeringsarts b&b overweegt hiertoe dat er meer beperkingen aangenomen kunnen worden voor het lopen en staan tijdens het werk. Eiseres is beperkt in de duur van een fysieke inspanning en niet in de inspanning op zich. Dit is ook toe te schrijven als gevolg van de vastgestelde diagnoses. Zodoende wordt zij hierin licht beperkt geacht. Wat betreft de noodzaak tot een prikkelarme omgeving, de afwisseling van houding en duurbelastbaarheid ziet de verzekeringsarts b&b geen aanleiding om van het oordeel van de primaire verzekeringsarts af te wijken.
5.4
De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat de rapporten van de verzekeringsartsen op een onzorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten of onvoldoende begrijpelijk zijn. Uit de rapporten blijkt dat alle klachten van eiseres in de beoordeling zijn betrokken en dat de verzekeringsartsen een duidelijk beeld hadden van de medische situatie en klachten van eiseres. Er zijn geen klachten over het hoofd gezien en alle beschikbare informatie is meegenomen in de herbeoordeling.
5.5
De beroepsgronden geven geen reden te twijfelen aan de juistheid van het medisch oordeel van de verzekeringsarts b&b. Er zijn, met in achtneming van het rapport van Expertise Instituut, diverse beperkingen voor de klachten van eiseres in de FML opgenomen. De verzekeringsarts b&b heeft inzichtelijk toegelicht waarom hij op bepaalde punten wel en niet tot een ander oordeel dan de primaire verzekeringsarts is gekomen. Dat eiseres het niet eens is met de vastgestelde beperkingen, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Het is juist de specifieke deskundigheid van de verzekeringsarts om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen.
5.6
Het voorgaande betekent dat het medische component van het bestreden besluit op goede gronden berust. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om een deskundige te benoemen.
De arbeidsdeskundige beoordeling
5.7
In bezwaar heeft de arbeidsdeskundige b&b de door de primaire arbeidsdeskundige geduide functies herbeoordeeld in het onderzoek van 5 september 2022. Na de rapportage van 23 augustus 2022 heeft de arbeidsdeskundige b&b naar aanleiding van de gewijzigde FML aanleiding gezien om inhoudelijk af te wijken van de door de primaire arbeidsdeskundige geduide functies. Hierna heeft de arbeidsdeskundige b&b één van de geduide functies laten vallen in verband met de aangenomen beperking voor het lopen en staan tijdens werk. De arbeidsdeskundige b&b heeft voorts toegelicht waarom slechts één functie is komen te vervallen, dit steunt op het oordeel van de verzekeringsarts b&b. In dit oordeel kan de rechtbank zich vinden. Het arbeidsongeschiktheidspercentage is gewijzigd van 39,00 % naar 42,86 %. Zodoende is er geen aanleiding om af te wijken van de uiteindelijk conclusie van de primaire arbeidsdeskundige, namelijk dat eiseres voor 35-80 % arbeidsongeschikt blijft.
5.8
Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres in de FML van 5 september 2022 vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de resterende functies in twijfel te trekken. De arbeidsdeskundige b&b heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk.
Conclusie en gevolgen
5.9
Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.M. de Coninck, rechter, in aanwezigheid van mr. S.R. Veili, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.