ECLI:NL:RBDHA:2023:10661

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
22/5280
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning kinderbijslag aan eiseres met Nederlandse nationaliteit en haar verblijf in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Nederlandse met drie kinderen, en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) over de toekenning van kinderbijslag. Eiseres had in maart 2022 kinderbijslag aangevraagd, welke door de SVB was toegekend vanaf het tweede kwartaal van 2022. Eiseres ging in beroep tegen het besluit van de SVB, dat haar aanvraag niet eerder dan vanaf het tweede kwartaal van 2022 kon worden gehonoreerd. De rechtbank heeft de zaak op 27 juni 2023 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl de SVB niet ter zitting verscheen.

De rechtbank heeft beoordeeld of eiseres vanaf 1 juli 2021 als ingezetene van Nederland kon worden aangemerkt, aangezien dit bepalend is voor het recht op kinderbijslag. Eiseres had zich in 2021 vanuit Curaçao in Nederland gevestigd, maar woonde aanvankelijk bij familie en had pas op 25 januari 2022 een eigen woning. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet voldoende objectieve factoren had aangedragen om aan te tonen dat zij vanaf 1 juli 2021 een duurzame persoonlijke band met Nederland had. De rechtbank oordeelde dat de SVB terecht had besloten om de kinderbijslag pas vanaf het tweede kwartaal van 2022 toe te kennen, omdat eiseres in de relevante periode niet als ingezetene kon worden beschouwd.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg en geen recht had op terugbetaling van griffierechten of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/5280

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juli 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. G.A.S. Maduro),
en

Sociale Verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. J.Y. van den Berg).

Inleiding

Verweerder heeft eiseres met het besluit van 31 maart 2022 vanaf het tweede kwartaal van 2022 kinderbijslag voor haar drie kinderen toegekend.
Met het bestreden besluit van 19 juli 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij het primaire besluit gebleven.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 27 juni 2023 op zitting behandeld. Ter zitting is verschenen eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich zonder voorafgaand bericht niet ter zitting laten vertegenwoordigen.

Overwegingen

1.1.
Eiseres heeft de Nederlandse nationaliteit. Zij is op 3 juni 2021 vanuit Curaçao naar Nederland gekomen met haar kinderen [kind 1] en [kind 2]. Op 1 juli 2021 heeft Melisa zich ook bij hen gevoegd. Tot 25 januari 2022 woonde eiseres met haar kinderen bij familie en/of kennissen. Op 25 januari 2022 stond eiseres ingeschreven bij een eigen woning en vanaf 26 augustus 2021 is met terugwerkende kracht een bijstandsuitkering toegekend.
1.2.
Eiseres is voor haar drie kinderen kinderbijslag toekend vanaf het tweede kwartaal van 2022. Verweerder stelt daartoe dat zij vanaf 25 januari 2022 verzekerd is voor kinderbijslag omdat zij vanaf dat moment onder andere hier woont en zodoende een sterke persoonlijke band heeft met Nederland.
2. Verweerder heeft in bezwaar geen aanleiding gezien om het standpunt te wijzigen. Verweerder benoemt dat eiseres op één van de peildata niet in Nederland werkte en dat er daarom gekeken moest worden naar of eiseres op die data wel in Nederland woont. Iemand woont pas in Nederland als ze een duurzame persoonlijke band hebben met Nederland. Eiseres beschikte pas op 25 januari 2022 over zelfstandige woonruimte. Ook blijkt niet uit andere omstandigheden dat zij een duurzame persoonlijke band had met Nederland over de periode daarvoor, aldus verweerder.
3. Eiseres voert in beroep aan dat het feit dat zij een duurzame persoonlijke band heeft met Nederland volgens rechtspraak moet blijken uit de feiten en omstandigheden. Eiseres en haar kinderen hebben zich uitgeschreven uit de registers in Curaçao en hebben zich in de Basisregistratie Personen laten registreren, bovendien hebben zij al de Nederlandse nationaliteit. De kinderen gaan al sinds september 2021 naar school en eiseres heeft in Nederland ook gewerkt. In samenhang draagt dit de conclusie dat eiseres al vanaf het derde kwartaal van 2021 in Nederland woont. Zodoende is het besluit onzorgvuldig tot stand gekomen en dient het vernietigd te worden, aldus eiseres.

Beoordeling door de rechtbank

4.1.
In artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) is bepaald dat verzekerd krachtens de wet degene is die ingezetene is.
4.2.
In artikel 2 van de AKW is bepaald dat een ingezetene degene is die in Nederland woont.
4.3.
Op grond van artikel 3, eerste lid, van de AKW wordt waar iemand woont naar de omstandigheden beoordeeld.
4.4.
In artikel 11, eerste lid, van de AKW is bepaald dat iemand pas recht heeft op kinderbijslag voor een kind als diegene op de eerste dag van het kalenderkwartaal verzekerd is.
4.5
In deze procedure dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verweerder de aanvraag van eiseres om kinderbijslag terecht vanaf het tweede kwartaal van 2022 heeft toegekend. Daarvoor is van belang of eiseres in de periode van 10 juni 2021 tot 25 januari 2022 als ingezetene van Nederland kon worden aangemerkt.
4.6
Dat eiseres vanaf het derde kwartaal van 2021 een persoonlijke band van duurzame aard heeft met Nederland, zoals zij stelt, is onvoldoende door objectieve factoren ondersteund. In dit verband is van belang dat eiseres met haar kinderen inwoonde bij familie en/of kennissen en dus geen woonruimte had die duurzaam tot haar beschikking stond. Ook is niet voldoende dat eiseres, zonder onderbouwing, stelt drie dagen gewerkt te hebben of dat ze ingeschreven staat als werkzoekende. Verder is niet gebleken dat eiseres wezenlijke en objectiveerbare bindingen met anderen dan haar familie en/of kennissen in Nederland had en verbleef zij nog relatief kort in Nederland. Dat eiseres en haar kinderen de Nederlandse nationaliteit bezitten en ingeschreven staan in het BRP en dat haar kinderen in Nederland naar school gaan is niet voldoende om eiseres als ingezetene te beschouwen vanaf 1 juli 2021. Eiseres had daarom op 1 juli 2021 geen duurzame band van persoonlijke aard met Nederland en kon daarom nog niet als ingezetene kon worden beschouwd.
4.7
Het beroep slaagt niet. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.M. de Coninck, rechter, in aanwezigheid van mr. S.R. Veili, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.