ECLI:NL:RBDHA:2023:10661
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning kinderbijslag aan eiseres met Nederlandse nationaliteit en haar verblijf in Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Nederlandse met drie kinderen, en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) over de toekenning van kinderbijslag. Eiseres had in maart 2022 kinderbijslag aangevraagd, welke door de SVB was toegekend vanaf het tweede kwartaal van 2022. Eiseres ging in beroep tegen het besluit van de SVB, dat haar aanvraag niet eerder dan vanaf het tweede kwartaal van 2022 kon worden gehonoreerd. De rechtbank heeft de zaak op 27 juni 2023 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl de SVB niet ter zitting verscheen.
De rechtbank heeft beoordeeld of eiseres vanaf 1 juli 2021 als ingezetene van Nederland kon worden aangemerkt, aangezien dit bepalend is voor het recht op kinderbijslag. Eiseres had zich in 2021 vanuit Curaçao in Nederland gevestigd, maar woonde aanvankelijk bij familie en had pas op 25 januari 2022 een eigen woning. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet voldoende objectieve factoren had aangedragen om aan te tonen dat zij vanaf 1 juli 2021 een duurzame persoonlijke band met Nederland had. De rechtbank oordeelde dat de SVB terecht had besloten om de kinderbijslag pas vanaf het tweede kwartaal van 2022 toe te kennen, omdat eiseres in de relevante periode niet als ingezetene kon worden beschouwd.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg en geen recht had op terugbetaling van griffierechten of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.