ECLI:NL:RBDHA:2023:10673
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd niet in behandeling genomen. Het bezwaar van de eiser tegen deze beslissing werd door de staatssecretaris niet-ontvankelijk verklaard, waarna de eiser beroep instelde bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank constateerde dat de eiser het verschuldigde griffierecht van € 184 niet had betaald binnen de gestelde termijn. De griffier had de eiser per aangetekende brief herinnerd aan de betaling, maar deze brieven waren onbestelbaar retour gekomen. De rechtbank oordeelde dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was ontvangen en dat er geen omstandigheden waren die erop wezen dat de eiser niet in verzuim was.
Daarom verklaarde de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenverdeling, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open, zoals vermeld in de relevante artikelen van de Awb. De uitspraak werd openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.