ECLI:NL:RBDHA:2023:10683

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
SGR 22/5604
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiseres na beoordeling van medische belastbaarheid en arbeidsmogelijkheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewet (ZW)-uitkering door het UWV per 12 december 2021. Eiseres, die zich op 12 november 2020 ziekmeldde, ontving vanaf 1 april 2021 een ZW-uitkering. Het UWV beëindigde deze uitkering op basis van de conclusie dat eiseres meer dan 65% van haar eerdere loon kon verdienen. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV handhaafde zijn standpunt na een nieuw medisch en arbeidsdeskundig onderzoek.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres beoordeeld aan de hand van de medische situatie op de datum van beëindiging van de uitkering. De verzekeringsarts B&B heeft de medische belastbaarheid van eiseres vastgesteld en de rechtbank oordeelde dat dit onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. Eiseres betwistte de conclusies van het UWV, onder andere omdat zij een operatie moest ondergaan die op 28 maart 2022 plaatsvond, maar de rechtbank oordeelde dat deze operatie niet relevant was voor de beoordeling van haar belastbaarheid op 12 december 2021.

De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had geoordeeld dat eiseres in staat was om arbeid te verrichten, rekening houdend met de vastgestelde beperkingen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg en dat de proceskosten niet vergoed werden. De uitspraak werd gedaan door rechter A.M.L.E. Ides Peeters, in aanwezigheid van griffier Y.A.J. van Egmond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/5604

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres
(gemachtigde: mr. G.L. Gijsberts),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. J.S. de Vreeze).

Inleiding

Het UWV heeft de uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) van eiseres met ingang van 12 december 2021 beëindigd, omdat eiseres meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 3 augustus 2022.
De rechtbank heeft het beroep op 14 juni 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres is voor het laatst werkzaam geweest als medewerkster extramurale huishouden voor gemiddeld 23,91 uur per week. Zij heeft zich op 12 november 2020 ziekgemeld voor deze werkzaamheden. Het dienstverband is beëindigd per 31 maart 2021. Per 1 april 2021 ontving eiseres een ZW-uitkering.
2. In het kader van de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWb) heeft het UWV medisch en arbeidsdeskundig onderzoek verricht. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV besloten dat de ZW-uitkering van eiseres stopt vanaf 12 december 2021, omdat zij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
3. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Na een nieuw medisch en arbeidsdeskundig onderzoek heeft het UWV met het bestreden besluit het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Wat vindt het UWV

4. Het UWV vindt dat eiseres meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd en heeft daarom besloten om de ZW-uitkering met ingang van 12 december 2021 te beëindigen.
5. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 13 juli 2022. De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 4 oktober 2021.
6. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 3 augustus 2022.

Wat vindt eiseres

7. Eiseres is het niet eens met het UWV en vindt dat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. Zij stelt dat de verzekeringsarts haar mogelijkheden heeft overschat en onvoldoende beperkingen heeft aangenomen. Er is voorbijgegaan aan het feit dat ze nog geopereerd moest worden, wat uiteindelijk op 28 maart 2022 gebeurd is. Het UWV had bij de heroverweging in bezwaar mee moeten nemen dat de operatie in eerste instantie plaats zou vinden op 30 januari 2021 en dat eiseres daardoor geen benutbare mogelijkheden had. Eiseres acht dit in strijd met artikel 7:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en verwijst naar de uitspraak van 27 september 2017 van de Centrale Raad van Beroep (CRvB). Verder merkt eiseres op dat er een nieuwe operatie gepland is op grond waarvan zij betwist dat de medische situatie inmiddels anders is dan op de datum in geding. Eiseres heeft in haar beroepschrift aangegeven niet te begrijpen op basis van welke informatie de verzekeringsarts B&B stelt dat eiseres tot aan de datum van opname passend werk heeft kunnen verrichten, aangezien zij geen werkzaamheden heeft verricht. Ter zitting is dit opgehelderd, waarop eiseres heeft aangegeven deze grond niet te handhaven. De rechtbank zal dit in de uitspraak verder dan ook onbesproken laten.

Wat vindt de rechtbank

8. De vraag is of het UWV de ZW-uitkering van eiseres terecht per 12 december 2021 heeft beëindigd, omdat eiseres meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 12 december 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
9. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiseres. Hij heeft de door eiseres ingebrachte medische informatie meegewogen in zijn beoordeling. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle bekende klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
10. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 12 december 2021 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De rechtbank kan eiseres niet volgen in haar standpunt dat de op 28 maart 2022 verrichte operatie niet meegenomen is in de heroverweging in bezwaar. De verzekeringsarts B&B heeft dit kenbaar meegenomen in zijn rapport. Aan het gegeven dat de operatie in eerste instantie gepland stond voor 30 januari 2022 kan de rechtbank niet de betekenis toekennen die eiseres daaraan toegekend wenst te zien. Dat de operatie gepland stond, maar uiteindelijk niet op dat moment heeft plaatsgevonden, heeft geen invloed op de belastbaarheid van eiseres. Ook van een situatie zoals bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onder b, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten is geen sprake. Ten tijde van het onderzoek door de verzekeringsarts op 4 oktober 2021 was nog geen sprake van een definitieve datum voor de operatie, vallend binnen drie maanden na dit onderzoek. De operatie op 28 maart 2022 valt ook niet binnen dit tijdsbestek. In de door eiseres aangehaalde uitspraak van de CRvB ziet de rechtbank geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. In die zaak werd de belanghebbende binnen korte tijd na het primaire besluit (ongeveer een maand) geopereerd. In het geval van eiseres is geen sprake van een dusdanig korte periode, nu zij ruim drie maanden na de datum in geding is geopereerd.
11. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 12 december 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen zoals die zijn vastgesteld in de FML van 4 oktober 2021.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
12. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiseres zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
13. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 12 december 2021 met de middelste van de drie geduide functies 81,58% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
Zorgvuldigheid en motivering
14. Van enige strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel of het motiveringsbeginsel is de rechtbank niet gebleken.

Conclusie en gevolgen

15. Het UWV heeft terecht besloten om per 12 december 2021 de ZW-uitkering van eiseres te beëindigen, omdat zij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
16. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 19 juli 2023 door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.