ECLI:NL:RBDHA:2023:10702

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
NL23.16794
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkverklaring van een asielaanvraag van een vreemdeling met internationale bescherming in Roemenië

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een vreemdeling van Jemenitische nationaliteit, tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 18 mei 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze is door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 5 juni 2023 niet-ontvankelijk verklaard, met de bepaling dat hij onmiddellijk naar Roemenië moet terugkeren. De rechtbank heeft de zaak op 17 juli 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de Staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris de aanvraag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard op basis van artikel 30a van de Vreemdelingenwet, omdat eiser internationale bescherming geniet in Roemenië. De rechtbank stelt vast dat de Staatssecretaris voldoende informatie heeft verkregen uit Eurodac, waaruit blijkt dat eiser sinds 30 december 2019 internationale bescherming in Roemenië heeft. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat deze status is verlopen of ingetrokken. De rechtbank wijst erop dat het aan eiser is om bewijs te leveren voor zijn stellingen, en dat zijn enkele vermoedens niet voldoende zijn.

Eiser heeft ook aangevoerd dat hij vreest voor zijn leven in Jemen en dat hij bang is dat hij in Roemenië op straat of in detentie terechtkomt. De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris er terecht op mag vertrouwen dat Roemenië zijn verdragsverplichtingen zal nakomen. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en verklaart het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.16794

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. D. de Vries),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. A.A. Wildeboer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt van Jemenitische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedag] . Hij heeft op 18 mei 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 5 juni 2023 deze aanvraag in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat eiser onmiddellijk naar Roemenië dient te vertrekken.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 17 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, een door hem meegebrachte tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvraag op grond van artikel 30a, eerste lid en onder a, van de Vreemdelingenwet (Vw) niet-ontvankelijk heeft kunnen verklaren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser moet in Jemen vrezen voor zijn leven. Eiser heeft weliswaar internationale bescherming gekregen in Roemenië, maar die status is inmiddels verlopen. Omdat hij Roemenië zonder toestemming heeft verlaten vreest eiser dat hij teruggestuurd zal worden naar Jemen, als hij wordt gedwongen om terug te keren naar Roemenië. Daarnaast houdt Roemenië zich niet aan de opvangrichtlijn. Eiser is bang dat hij in Roemenië op straat terechtkomt of in detentie wordt geplaatst. Eiser geeft aan dat hij in Roemenië onvriendelijk werd behandeld en dat ze daar onmenselijk zijn.
Het bestreden besluit
5. De staatssecretaris heeft de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet, omdat eiser internationale bescherming in Roemenië geniet. Dat blijkt volgens de staatssecretaris uit gegevens uit Eurodac. Volgens de staatssecretaris brengt het interstatelijk vertrouwensbeginsel met zich dat hij ervan uit mag gaan dat Roemenië zich aan haar internationale verplichtingen zal houden. Daarom mag de staatssecretaris erop vertrouwen dat Roemenië eiser niet uit zal zetten naar Jemen en dat Roemenië haar verplichtingen uit de opvangrichtlijn na zal leven. Eisers vermoeden dat de internationale bescherming inmiddels is verlopen, vindt de staatssecretaris geen voldoende concrete aanwijzing dat de bescherming is ingetrokken of beëindigd. Verder voert verweerder aan dat, ook al zou die bescherming zijn verlopen, eiser nog steeds een asielstatus heeft.
Internationale bescherming nog actueel?
6. Eiser voert aan dat de staatssecretaris er niet zonder meer op mag vertrouwen dat zijn internationale bescherming nog actueel is. De staatssecretaris moet dat volgens eiser nader onderzoeken.
7. Deze beroepsgrond slaagt niet. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie bijv. ECLI:NL:RVS:2016:2441) volgt dat de staatssecretaris zich moet vergewissen of door een andere lidstaat voldoende duidelijkheid wordt verschaft over de verblijfsrechtelijke positie van de vreemdeling bij terugkeer en of die informatie voldoende actueel is. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris dit voldoende heeft gedaan. De staatssecretaris heeft in dit verband terecht de informatie uit Eurodac geraadpleegd, waaruit blijkt dat eiser sinds 30 december 2019 internationale bescherming in Roemenië geniet. De staatssecretaris geeft daarbij aan dat uit Eurodac niet blijkt dat deze verblijfstatus inmiddels is komen te vervallen. Eiser heeft niet met stukken of anderszins aannemelijk gemaakt dat zijn verblijfstitel in Roemenië inmiddels is verlopen of ingetrokken. Het is aan eiser om dit te bewijzen. Zijn enkele stelling is in dit verband onvoldoende. Verder overweegt de rechtbank ten overvloede dat ook een verlopen verblijfstitel voor subsidiaire bescherming in een andere lidstaat als Roemenië volstaat voor de toepassing van artikel 30a van de Vw (zie bijv. ECLI:NL:RVS:2017;1253).
Indirect refoulement?
8. Volgens eiser moet hij ervoor vrezen dat Roemenië hem terug zal sturen naar Jemen omdat hij Roemenië zonder toestemming verlaten heeft.
9. Ook deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is met de staatssecretaris van oordeel dat uit het vaststaande gegeven dat door Roemenië aan eiser internationale bescherming is toegekend, afgeleid moet worden dat hij niet teruggestuurd zal worden.
Eiser heeft verder niet aannemelijk weten te maken dat hij in Roemenië onvoldoende effectieve bescherming zal krijgen. Zijn enkele stelling dat hij geen bescherming meer zal krijgen omdat hij Roemenië zonder toestemming heeft verlaten is daarvoor niet voldoende. Bovendien heeft de staatssecretaris op zitting onder verwijzing naar relevante regelgeving deugdelijk naar voren gebracht dat hieruit niet kan worden afgeleid dat eiser zijn verblijfstitel zal verliezen bij terugkeer naar Roemenië. Ook in dit verband heeft eiser geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht waaruit het tegendeel zou blijken.
Behandeling in Roemenië
10. Eiser voert aan dat hij bang is om in Roemenië op straat of in de gevangenis terecht te komen.
11. Ook deze beroepsgrond slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat hij ervan uit mag gaan dat Roemenië haar verdragsverplichtingen na zal komen. De Afdeling heeft dat bovendien in 2021 voor Roemenië uitdrukkelijk bevestigd (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2021:1645). Eiser heeft zijn gestelde vrees op dit punt niet met stukken onderbouwd, zodat er geen concrete aanwijzingen zijn om op dit moment in het geval van eiser anders te oordelen.

Conclusie en gevolgen

12. De beroepsgronden slagen niet. Ook ambtshalve ziet de rechtbank geen reden voor vernietiging. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. N.W. Brand, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.