ECLI:NL:RBDHA:2023:10745
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van gezinshereniging
In deze zaak heeft eiseres op 12 juni 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van gezinshereniging. De staatssecretaris heeft op 4 juli 2023 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb. Eiseres heeft haar aanvraag op 28 oktober 2022 ingediend, en de staatssecretaris had uiterlijk op 26 januari 2023 een besluit moeten nemen. De beslistermijn is met drie maanden verlengd tot 26 april 2023, maar er is geen besluit genomen. Eiseres heeft de staatssecretaris op 3 mei 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld, waarna het beroep op 12 juni 2023 is ingesteld. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk gegrond is.
Eiseres verzoekt de rechtbank om de verbeurde dwangsommen vast te stellen en om de staatssecretaris op te dragen binnen twee weken alsnog een besluit te nemen, met een rechterlijke dwangsom voor elke dag dat hij in gebreke blijft. De rechtbank legt de staatssecretaris een termijn van acht weken op om alsnog een besluit bekend te maken, en bepaalt dat hij een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast wordt de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van € 1.442 aan verbeurde bestuurlijke dwangsommen en het griffierecht van € 184 aan eiseres. De proceskosten worden vastgesteld op € 418,50.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit, en draagt de staatssecretaris op om binnen acht weken een besluit bekend te maken. Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.