ECLI:NL:RBDHA:2023:10752

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juli 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
NL23.16099
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft eiser op 1 juni 2023 beroep ingesteld tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze volgens eiser niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar van 29 april 2022. De rechtbank, zittingsplaats Middelburg, heeft geen zitting gehouden op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eerder had de rechtbank Utrecht op 2 maart 2023 het beroep van eiser gegrond verklaard, waarbij het niet tijdig nemen van een besluit werd vernietigd en een nadere beslistermijn van twee weken werd opgelegd. Eiser verzoekt nu de rechtbank om verweerder op te dragen binnen een redelijke termijn alsnog een besluit te nemen en om een dwangsom op te leggen van € 200 per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 15.000.

De rechtbank oordeelt dat de nadere beslistermijn van twee weken op 16 maart 2023 is verstreken zonder dat er een besluit is genomen, waardoor het beroep kennelijk gegrond is. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen vier weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Tevens wordt een dwangsom van € 200 per dag opgelegd bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 15.000. De rechtbank veroordeelt verweerder ook in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50, vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.16099

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. W.C. Boelens),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Becks).

Procesverloop

Eiser heeft op 1 juni 2023 beroep ingesteld omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 29 april 2022.
De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.

Overwegingen

1. Tegen het uitblijven van een besluit op zijn bezwaar heeft eiser eerder beroep ingesteld. Deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, heeft dit beroep op 2 maart 2023 [1] gegrond verklaard. Zij heeft het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en een nadere beslistermijn toegekend van twee weken na de bekendmaking van de uitspraak. Ook heeft zij bepaald dat verweerder aan eiser een dwangsom verbeurt van € 100 per dag, voor elke dag waarmee hij de genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500.
2. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen. Een schriftelijke ingebrekestelling is in een zaak als deze niet vereist, op grond van artikel 6:12, derde lid, van de Awb en de uitleg die de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) daaraan heeft gegeven. [2]
3. De rechtbank stelt vast dat de nadere beslistermijn van twee weken op 16 maart 2023 is verstreken zonder dat er een besluit op het bezwaar is genomen. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
4. Eiser verzoekt de rechtbank om verweerder op te dragen om binnen een door de rechtbank redelijk geachte termijn alsnog een besluit te nemen, verweerder een dwangsom op te leggen van € 200 voor elke dag dat hij in gebreke blijft om deze uitspraak na te leven met een maximum van € 15.000, en verweerder te veroordelen in de door hem gemaakte proceskosten.
5. Op grond van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb kan de bestuursrechter het bestuursorgaan opdragen een nieuw besluit te nemen of een andere handeling te verrichten met inachtneming van zijn aanwijzingen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb bepaalt de bestuursrechter, indien er nog geen besluit is bekendgemaakt, dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden, alsnog een besluit bekendmaakt. In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van andere wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid van deze bepaling een andere termijn opleggen of een andere voorziening treffen.
6. De rechtbank is van oordeel dat bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning op dit moment sprake is van een bijzonder geval. Zij verwijst voor een uitgebreide motivering hiervan naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 17 maart 2023. [3] Er is dan ook reden om met toepassing van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb een langere termijn dan twee weken op te leggen.
7. Om te bepalen welke termijn verweerder moet worden gegund om alsnog tot een besluit te komen, wordt de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 juli 2020, [4] als uitgangspunt genomen. In deze uitspraak is geoordeeld dat de te bepalen nadere beslistermijn niet onnodig lang, maar ook niet onrealistisch kort mag zijn.
8. Verweerder heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat hij meent dat een nader onderzoek niet nodig is en dat hij ernaar streeft binnen vier weken op het bezwaarschrift te beslissen. Gezien deze uitleg bepaalt de rechtbank dat verweerder binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend moet maken.
9. De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb te bepalen dat verweerder een dwangsom verbeurt als hij de hiervoor genoemde termijn van vier weken overschrijdt. De rechtbank stelt de hoogte van deze dwangsom in overeenstemming met het daarvoor geldende landelijke beleid [5] vast op € 200 per dag, met een maximum van € 15.000. De hogere dwangsom is gerechtvaardigd door het gegeven dat verweerder niet tijdig gevolg heeft gegeven aan een opdracht van de rechtbank.
10. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep tot aan deze uitspraak redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 418,50, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 en vermenigvuldigd met een wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 200 (tweehonderd euro) moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000 (vijftienduizend euro);
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerd publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.