ECLI:NL:RBDHA:2023:10794

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juli 2023
Publicatiedatum
24 juli 2023
Zaaknummer
NL23.18299
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een vreemdeling en de rechtmatigheid van de opgelegde maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 juli 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij aan de eiser een maatregel van bewaring is opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De eiser, van Chileense nationaliteit, werd op 20 juni 2023 aangehouden en had eerder een verzoek om internationale bescherming ingediend. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 3 juli 2023, waarbij de eiser werd bijgestaan door een waarnemer van zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring rechtmatig was, ondanks de argumenten van de eiser dat een lichter middel, zoals een meldplicht, had moeten worden toegepast. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet voldoende meewerkte aan zijn overdracht naar Frankrijk en dat de medische omstandigheden van de eiser, waaronder astma en paniekaanvallen, niet maakten dat de maatregel onevenredig bezwarend was. De rechtbank wees het beroep ongegrond en het verzoek om schadevergoeding af, en stelde vast dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de staatssecretaris om de maatregel van bewaring te motiveren en de omstandigheden van de eiser in overweging te nemen, maar bevestigt ook dat de rechtbank de rechtmatigheid van de maatregel kan toetsen aan de hand van de feiten en omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.18299

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. B.J.P.M. Ficq),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. W. Vrooman).

Procesverloop

Bij besluit van 21 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 3 juli 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. M.H.K. van Middelkoop, als waarnemer van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Chileense nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1997. Hij is op 20 juni 2023 aangehouden vanwege het aanwezig hebben van inbrekers werktuigen/geprepareerde tas. Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 27 februari 2023 een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Verweerder heeft daarom op 21 juni 2021 eiser in bewaring gesteld en op 22 juni 2023 een claimverzoek naar de Franse autoriteiten gestuurd.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder gemotiveerd dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, tweede, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
Het oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank is van oordeel dat het opleggen en voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is. De rechtbank legt hieronder, aan de hand van de door eiser aangevoerde beroepsgronden, uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
5. De rechtbank stelt allereerst vast dat verweerder grond 4e ter zitting heeft laten vallen. Eiser heeft de overige aan de maatregel van bewaring ten grondslag gelegde gronden niet betwist. Deze gronden behoeven daarom geen bespreking en zijn voldoende om de maatregel te dragen.
Had verweerder aanleiding moeten zien om een lichter middel toe te passen?
6. De rechtbank is van oordeel dat eisers grond dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel, zoals een meldplicht, omdat hij meewerkt aan zijn overdracht naar Frankrijk, niet slaagt. De rechtbank stelt vast dat de stelling dat eiser meewerkt feitelijk onjuist is. Eiser heeft immers, zoals verweerder terecht stelt, in het proces-verbaal van verhoor van 21 juni 2023 verklaard dat hij niet beschikt over een geldig paspoort omdat hij deze is kwijtgeraakt in Frankrijk en dat twee Peruanen zijn documenten hebben gestolen. Eiser verklaart dat hij enkel een kopie van zijn paspoort in zijn telefoon heeft. Pas tijdens het vertrekgesprek van 23 juni 2023 verklaart eiser dat hij hierover heeft gelogen en dat zijn paspoort in [plaats] bij zijn oom ligt en dat hij het paspoort kan laten bezorgen. Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van het voorgaande niet geconcludeerd worden dat eiser meewerkt aan zijn overdracht naar Frankrijk. Daar komt bij dat eiser meerdere malen heeft verklaard dat hij niet naar Frankrijk wil. De beroepsgrond slaagt niet.
Had verweerder eisers medicatiegebruik in de maatregel moeten benoemen?
7. Verder is de rechtbank van oordeel dat eisers betoog dat verweerder ten onrechte zijn (slaap)medicatiegebruik niet in de maatregel heeft genoemd waardoor er sprake is van een motiveringsgebrek, ook niet slaagt. Verweerder heeft in de maatregel vermeld dat eiser heeft verklaard dat hij last heeft van astma, slaapproblemen en paniekaanvallen. Verder heeft verweerder vermeld dat eiser onder meer heeft gewezen op zijn psychische problematiek en dat hiervoor gespecialiseerde zorg in het detentiecentrum aanwezig is. Ook heeft verweerder gesteld dat als zorg niet voldoende kan worden gegeven, eiser wordt overgeplaatst naar een regulier ziekenhuis, een penitentiair psychiatrisch centrum of een gesloten gezondheidsinstelling. Verweerder heeft daarmee voldoende gemotiveerd dat er rekening is gehouden met de door eiser genoemde medische omstandigheden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het medicatiegebruik niet met zoveel woorden in de maatregel hoeven benoemen. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.

Is de maatregel onevenredig bezwarend?

8. In dit verband heeft eisers gemachtigde naar voren gebracht dat de maatregel op medische gronden onevenredig bezwarend is omdat eiser astma heeft, last heeft van paniekaanvallen en slaapproblemen en omdat hij slaapmedicatie gebruikt. Naar het oordeel van de rechtbank maken deze medische omstandigheden op zichzelf niet dat de maatregel onevenredig bezwarend is voor eiser. Ook zijn voor zo’n oordeel geen concrete aanknopingspunten in het dossier aanwezig. Als eiser van mening is dat hij aanvullende medische zorg nodig heeft, kan hij zich tot de medische dienst van het detentiecentrum wenden. Niet is gebleken dat dit niet mogelijk is. Zoals verweerder terecht heeft gesteld, is er in het geval van psychische problematiek op het detentiecentrum specialistische zorg aanwezig. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Is de maatregel van bewaring om een andere reden onrechtmatig?
9. Ook verder is de rechtbank ambtshalve niet gebleken dat de maatregel van bewaring onrechtmatig aan eiser is opgelegd.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wijst de rechtbank ook het verzoek om schadevergoeding af.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Roubos, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. van der Gouw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.