ECLI:NL:RBDHA:2023:1097
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van visumaanvragen voor kort verblijf door Marokkaanse verzoeksters met psychische ondersteuning van referente
In deze zaak hebben twee Marokkaanse verzoeksters, verzoekster 1 en verzoekster 2, aanvragen ingediend voor een visum kort verblijf in Nederland om de referente, mevrouw [A], bij te staan tijdens en na haar bevalling. De aanvragen zijn door de minister van Buitenlandse Zaken afgewezen op basis van meerdere weigeringsgronden, waaronder het ontbreken van voldoende middelen van bestaan. De verzoeksters hebben bezwaar gemaakt tegen deze besluiten en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 6 januari 2023 behandeld, waarbij de verzoeksters zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De voorzieningenrechter oordeelde dat er een spoedeisend belang was, maar dat de aanvragen niet aan de vereisten voldeden. De voorzieningenrechter concludeerde dat de afwijzing van de aanvragen terecht was, omdat de verzoeksters niet voldeden aan de normbedragen voor het verkrijgen van een visum. De verzoeken om voorlopige voorzieningen zijn afgewezen, en de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de aanvragen niet opnieuw konden worden goedgekeurd op basis van gelijke omstandigheden als in 2019, omdat de financiële situatie van de referente was verslechterd. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken afgewezen en bepaald dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden.