ECLI:NL:RBDHA:2023:10987

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
NL23.4045
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in het kader van tijdelijke bescherming voor Oekraïense vreemdelingen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening door twee Oekraïense verzoekers. De verzoekers, die zich op 17 januari 2023 bij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid hadden gemeld voor een verblijfssticker, waren eerder in september 2020 uit Oekraïne vertrokken naar Hongarije en hadden in februari 2022 kortstondig Oekraïne bezocht. De staatssecretaris had hen meegedeeld dat zij niet in aanmerking kwamen voor tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn tijdelijke bescherming, omdat zij al vóór de peildatum van 27 november 2021 uit Oekraïne waren vertrokken.

De verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij in de gemeentelijke opvang konden blijven en hun recht op arbeid konden behouden. De voorzieningenrechter heeft de zaak op zitting behandeld, waarbij de verzoekers werden bijgestaan door hun gemachtigde en een tolk. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de verzoekers niet onder de werking van de Richtlijn tijdelijke bescherming vallen, aangezien zij niet ontheemd zijn geraakt door de militaire invasie van Rusland en eerder uit Oekraïne zijn vertrokken.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het bezwaar van de verzoekers geen redelijke kans van slagen had. De rechtbank heeft ook het verzoek om vrijstelling van het griffierecht voorlopig toegewezen, omdat de verzoekers voldoende aannemelijk hadden gemaakt dat zij aan de voorwaarden voor vrijstelling voldeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.4045

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam 1], V-nummer: [nummer 1], verzoeker

[naam 2], V-nummer: [nummer 2], verzoekster
hierna tezamen te noemen: verzoekers
(gemachtigde: mr. R.H.T. van Boxmeer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. W. Epema).

Procesverloop

Bij besluit van 17 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan verzoekers meegedeeld dat zij niet in aanmerking komen voor tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn tijdelijke bescherming. [1]
Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit. Zij hebben verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 13 juli 2023 op zitting behandeld. Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen N.A. Narolska. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verzoekers hebben de Oekraïense nationaliteit en zijn geboren op [geboortedatum 1] respectievelijk [geboortedatum 2]. Zij hebben zich op 17 januari 2023 gemeld bij verweerder om een verblijfssticker te verkrijgen.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat verzoekers niet in aanmerking komen voor tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn tijdelijke bescherming. Redengevend daarvoor is dat zij al vóór 27 november 2021 zijn vertrokken uit Oekraïne en voor die datum ook niet verbleven in Nederland. Verweerder heeft daaraan een handgeschreven toelichting toegevoegd:
U en uw partner ([naam 2]) hebben verklaard op(sic)
september 2020 voor het laatst Oekraïne te zijn uitgereisd. De stempels in de paspoorten bevestigen dit. U verklaart dat u in Hongarije heeft gewerkt en gewoond. Tevens heeft u verklaard dat u twee á drie dagen op familiebezoek ging naar Oekraïne. U bent niet vanwege het conflict vertrokken en u bent niet ontheemd geraakt.
Verder heeft verweerder meegedeeld dat de gemeente zal worden bericht dat verzoekers niet als tijdelijk beschermden worden aangemerkt, waarna de gemeente verzoekers nader zal informeren over de gevolgen daarvan voor het recht op opvang. Ook heeft verweerder medegedeeld dat de inschrijving van verzoekers bij de gemeente een onvolledige asielaanvraag is en dat zij, als zij verder willen gaan met de asielprocedure, naar het aanmeldcentrum moeten gaan om de asielprocedure te doorlopen.
3. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter gevraagd te bepalen dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit worden opgeschort. Ook verzoeken zij verweerder op te dragen hen te behandelen als zijnde in het bezit van een verblijfssticker, waardoor zij in de gemeentelijke opvang mogen verblijven en het recht op arbeid behouden. Verzoekers voeren aan dat zij nimmer zijn geëmigreerd, maar slechts tijdelijk Oekraïne hebben verlaten om te gaan werken in Hongarije en een medische behandeling te verkrijgen. In de periode van 1 februari 2022 tot 5 februari 2022 hebben zij in Oekraïne verbleven. Zij behoren daarom wel in aanmerking te komen voor tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn tijdelijke bescherming. Verzoekers voeren verder aan dat zij belang hebben bij het verkrijgen van een verblijfsticker, omdat zij daarmee kunnen werken in Nederland. Indien verzoekers de asielprocedure moeten doorlopen, worden zij beperkt in hun mogelijkheden om te werken. Daarnaast kunnen zij elk moment van de gemeente te horen krijgen dat zij de opvanglocatie moeten verlaten en valt niet in te zien waarom ze het besluit op het bezwaarschrift niet in de gemeentelijke opvang mogen afwachten.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt.
Griffierecht
4. Verzoekers hebben verzocht om vrijstelling van het griffierecht voor de behandeling van hun beroep wegens betalingsonmacht. De rechtbank heeft het verzoek om een vrijstelling voorlopig toegewezen. Met het door verzoekers overgelegde formulier hebben zij voldoende aannemelijk gemaakt dat zij voldoen aan de voorwaarden voor vrijstelling. Het verzoek om vrijstelling van het griffierecht wordt definitief toegewezen.
Spoedeisend belang
5. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
6. De voorzieningenrechter stelt vast dat het bestreden besluit inhoudt dat verzoekers geen aanspraak kunnen maken op de rechten die verbonden zijn aan de status tijdelijk beschermde. In de rechtsmiddelenclausule van het bestreden besluit is vermeld dat het indienen van bezwaar de rechtsgevolgen van het besluit niet opschort. Dit betekent dat verzoekers in onzekerheid verkeren of en hoelang zij nog in de gemeentelijke opvang kunnen verblijven. Deze onzekerheid levert een spoedeisend belang op bij het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening.
Beoordelingskader
7. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
8. De groepen vreemdelingen die volgens het Uitvoeringsbesluit [2] onder de reikwijdte van de Richtlijn tijdelijke bescherming vallen, zijn de volgende categorieën personen die sinds 24 februari 2022 ontheemd zijn geraakt als gevolg van de militaire invasie door de Russische strijdkrachten die op die datum begon:
a) Oekraïense onderdanen die vóór 24 februari 2022 in Oekraïne verbleven;
b) staatlozen en onderdanen van andere derde landen dan Oekraïne die vóór
24 februari 2022 in Oekraïne internationale bescherming of gelijkwaardige
nationale bescherming genoten;
c) gezinsleden van de in punten a) en b) genoemde personen.
Gezinsleden zijn, kort gezegd, de partner, minderjarige ongehuwde kinderen en andere naaste familieleden die ten tijde van ontheemding met het gezin samenwoonden en op dat moment grotendeels of volledig afhankelijk waren van de onder a) of b) bedoelde persoon.
9. Verweerder heeft het Uitvoeringsbesluit omgezet in artikel 3.9a van het Vv [3] en daarbij de bescherming ten opzichte van het Uitvoeringsbesluit uitgebreid door, voor zover hier van belang, deze toe te kennen aan vreemdelingen met de Oekraïense nationaliteit die na 26 november 2021 Oekraïne zijn ontvlucht of die in de periode van 27 november 2021 tot en met 23 februari 2022 naar het grondgebied van de Europese Unie zijn gereisd.
Inhoudelijke beoordeling
10. Niet in geschil is dat verzoekers in september 2020 vanuit Oekraïne zijn vertrokken naar Hongarije en sindsdien daar hebben verbleven op basis van een tijdelijke verblijfsvergunning. Ook is tussen partijen niet in geschil dat verzoekers van 1 tot en met 5 februari 2022 in Oekraïne zijn geweest.
11.
Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat verzoekers niet onder de werking van de Richtlijn tijdelijke bescherming vallen. Het Uitvoeringsbesluit strekt ertoe om tijdelijke bescherming te verlenen aan Oekraïense onderdanen die in Oekraïne verblijven en ontheemd zijn geraakt door de militaire invasie. Verzoekers verbleven sinds september 2020 niet meer in Oekraïne. Zij zijn in februari 2022 slechts enkele dagen naar Oekraïne teruggekeerd in verband met, zoals zij voorafgaand aan het bestreden besluit hebben verklaard, familiebezoek. Niet gesteld of gebleken is dat verzoekers vanwege de invasie van Russische strijdkrachten Oekraïne hebben verlaten op 5 februari 2022. Verzoekers zijn dan ook niet ontheemd geraakt zoals bedoeld in het Uitvoeringsbesluit.
Conclusie
12. Het bezwaar van verzoekers heeft geen redelijke kans van slagen heeft. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.
13. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt middels geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen.
2.Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan.
3.Vreemdelingenvoorschrift 2000.