ECLI:NL:RBDHA:2023:11019
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorzieningen in vreemdelingenrechtelijke zaak zonder aanhangig bezwaar
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorzieningen, ingediend door een verzoeker tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris op 10 november 2022 is genomen. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit primaire besluit en heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de staatssecretaris op 1 februari 2023 op het bezwaar heeft beslist. Aangezien er geen beroep is ingesteld tegen dit besluit op bezwaar en de termijn daarvoor inmiddels is verstreken, is er geen bezwaar meer aanhangig. Dit betekent dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet kan worden ingewilligd, omdat volgens artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een verzoek om een voorlopige voorziening alleen mogelijk is als er ook een bezwaar of beroep aanhangig is.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is en heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Awb. De beslissing is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.