ECLI:NL:RBDHA:2023:11031
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken van gronden
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een asielzoeker. De verzoeker had tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, waarin zijn asielaanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling. De verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, maar de voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De voorzieningenrechter overwoog dat op grond van artikel 8:81, vierde lid, in combinatie met artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, en artikel 6:6, aanhef en onder a, van de Awb, een verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien de gronden van het verzoek ontbreken. Ondanks dat de verzoeker de gelegenheid had gekregen om zijn verzuim te herstellen, heeft hij geen gronden voor zijn verzoek ingediend. Hierdoor werd het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
De voorzieningenrechter besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en werd openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.