ECLI:NL:RBDHA:2023:11039

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
26 juli 2023
Zaaknummer
NL23.3398
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot afwijzing visumaanvraag en beroep tegen niet tijdig beslissen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juni 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een visum kort verblijf. Eiser, vertegenwoordigd door mr. F. Jansen, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn visumaanvraag door de minister van Buitenlandse Zaken. Het besluit tot afwijzing dateert van 12 april 2022. Eiser heeft op 3 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de verweerder op zijn bezwaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder geen verweerschrift heeft ingediend en dat er geen zitting nodig was voor deze zaak.

De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, en dat eiser tijdig in beroep is gegaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de verweerder niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van negentien weken een beslissing op het bezwaar heeft genomen. De rechtbank heeft de verweerder opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een beslissing te nemen op het bezwaar van eiser. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.

Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de verweerder de proceskosten van eiser moet vergoeden, tot een bedrag van € 418,50, en het door eiser betaalde griffierecht van € 184,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en de rechtbank heeft de beslissing als volgt geformuleerd: het beroep is kennelijk gegrond, het niet tijdig nemen van een besluit is vernietigd, en de verweerder is verplicht om binnen de gestelde termijn een besluit te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.3398
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. F. Jansen), en
de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 12 april 2022 heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een visum kort verblijf afgewezen. Eiser heeft daar bezwaar tegen gemaakt.
Op 3 februari 2023 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn bezwaar.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.1
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.2 Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.3
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
3. Eiser heeft op 4 mei 2022 bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een visum kortverblijf. Verweerder moet uiterlijk binnen negentien weken een beslissing op bezwaar nemen. Dit is gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor
1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3 Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.4 Verweerder heeft de beslistermijn met zes weken verlengd.5 Eiser heeft verweerder op 26 oktober 2022 in gebreke gesteld. Dit is na het verstrijken van de beslistermijn. Ook heeft eiser meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep in gesteld. Dit betekent dat het beroep terecht is ingediend.
4. Het beroep is kennelijk gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank verweerder op?
5. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak.6 In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van wettelijke voorschriften nodig is kan de rechtbank een andere termijn opleggen.7
6. Verweerder heeft niet verzocht om een langere termijn. Uit het dossier blijkt ook niet dat sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor de rechtbank een langere termijn moet opleggen. De rechtbank geeft verweerder daarom een termijn van twee weken om te beslissen op het bezwaar van eiser. Deze termijn begint na de dag van verzending van deze uitspraak.
Welke rechterlijke dwangsom legt de rechtbank verweerder op?
7. De rechtbank bepaalt in deze zaak met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb, dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt en dat verweerder binnen twee weken alsnog een beslissing op bezwaar bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
9. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser ook een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5). Ook moet verweerder het door eiser betaalde griffierecht vergoeden.
4 Dit staat in artikel 76, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) in samenhang met artikel 72 van de Vw.
5 Op grond van artikel 7:10 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
6 Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
7 Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep kennelijk gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen op het bezwaar van eiser.
  • bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 184,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van D.A.M. Delger, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
14 juni 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.