ECLI:NL:RBDHA:2023:11162

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
27 juli 2023
Zaaknummer
C/09/644121 / JE RK 23-485
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van meerdere minderjarigen in het kader van jeugdzorg

Op 13 juli 2023 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van meerdere minderjarigen. De zaak betreft de kinderen [minderjarige01], [minderjarige02], [minderjarige03], [minderjarige04], [minderjarige05], [minderjarige06], [minderjarige07], [minderjarige08], [minderjarige09], [minderjarige10] en [minderjarige11]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de thuissituatie van de kinderen nog steeds aanwezig zijn, met name in verband met de opvoedvaardigheden van de moeders en de situatie van de vader, die in voorlopige hechtenis verkeert wegens beschuldigingen van kindermishandeling.

De kinderrechter heeft de verzoeken van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, beoordeeld. Voor de kinderen [minderjarige01], [minderjarige02], [minderjarige03], [minderjarige04], [minderjarige06], [minderjarige09] en [minderjarige10] is de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd van 22 juli 2023 tot 22 januari 2024. Voor de kinderen [minderjarige05], [minderjarige07], [minderjarige08] en [minderjarige11] is de machtiging verlengd van 22 juli 2023 tot 22 september 2023. De kinderrechter heeft daarbij overwogen dat de thuissituatie van de kinderen momenteel onvoldoende veilig is, maar dat er mogelijkheden zijn voor terugplaatsing binnen een tijdsbestek van zes maanden, mits er passende hulpverlening wordt ingezet.

De kinderrechter heeft de verzoeken van de ouders om de duur van de uithuisplaatsing te beperken en om een gezinsopname te overwegen, afgewezen. De ouders hebben aangegeven dat zij zich kunnen vinden in een kortere verlenging van de uithuisplaatsing, maar de kinderrechter heeft geoordeeld dat de veiligheid van de kinderen voorop staat. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de ouders hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze beschikking.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: I. C/09/644121 / JE RK 23-485 en II. C/09/644123 / JE RK 23-486
Datum uitspraak: 13 juli 2023

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van de op 10 maart 2023 ingekomen verzoekschriften van:

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
betreffende:
-
[naam01], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] ;
-
[naam02], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige02] ;
-
[naam03], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige03] ;
-
[naam04], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige04] ;
-
[naam05], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige05] ;
-
[naam06], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minerjarige06] ;
-
[naam07], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige07] ;
-
[naam08], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige08] ;
-
[naam09], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige09] ;
-
[naam10], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige10] ;
-
[naam11], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige11] ,
hierna samen te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam12] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in [verblijfplaats] ,

[naam13] ,

hierna te noemen: moeder [naam13] ,
wonende te [woonplaats] ,

[naam14] ,

hierna te noemen: moeder [naam14] ,
wonende te [woonplaats] ,
feitelijk verblijvende op een voor de rechtbank onbekend adres,
hierna samen te noemen: de ouders,
bijgestaan door advocaat: mr. R.A.M. Kamphuis-Jansen van Rosendaal, te [vestigingsplaats] .

Het procesverloop

Bij beschikking d.d. 20 april 2023 van de kinderrechter in deze rechtbank is de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd van 22 april 2023 tot 22 april 2024. Daarnaast is de machtiging om de kinderen gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd van 22 april 2023 tot 22 juli 2023. De behandeling van het verzoek ten aanzien van de uithuisplaatsing is voor het overige aangehouden tot deze zitting.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
  • voornoemde beschikking van 20 april 2023, hersteld bij beschikking van 31 mei 2023;
  • het verzoekschrift met bijlagen van 9 maart 2023;
  • de schriftelijke rapportages van 6 juli 2023.
Op 13 juli 2023 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
  • de vader;
  • moeder [naam13] ;
  • moeder [naam14] ;
  • de advocaat van de ouders;
  • een tolk Afghaans, [naam15] ;
  • [naam16] en [naam17] , namens de gecertificeerde instelling.
[minderjarige01] , [minderjarige02] , [minderjarige03] en [minderjarige04] zijn voorafgaand aan de zitting afzonderlijk in raadkamer gehoord. Daarbij heeft [minderjarige01] de kinderrechter ook een zelfgeschreven brief overhandigd.

Feiten

Voor de feiten in deze zaak verwijst de kinderrechter naar de beschikking van 20 april 2023
.

Verzoeken en verweer

Het verzoek I betreft [minderjarige01] , [minderjarige02] , [minderjarige03] , [minderjarige04] , [minerjarige06] , [minderjarige09] en [minderjarige10] en strekt tot een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling, waarbinnen de moeder met (een deel van) de kinderen kan deelnemen aan een gezinsopname van Meidy. De gecertificeerde instelling heeft dit verzoek als volgt gemotiveerd. Uit de observaties van de hulpverlening komt naar voren dat moeder [naam13] onvoldoende weet aan de sluiten op de leeftijdsadequate behoeften van de kinderen. De moeder biedt zeer weinig affectieve aandacht en overziet de situatie niet. Er zijn zorgen over de leerbaarheid en mogelijkheden van de moeder.
Tijdens de ondersteuning en begeleiding wordt gezien dat moeder [naam13] kortdurend adviezen weet op te pakken. In het verleden is bij de moeder een licht verstandelijke beperking geconstateerd, wat aansluit bij de bevindingen van de gecertificeerde instelling. In overleg met moeder [naam13] wordt zij aangemeld voor een nieuw diagnostisch onderzoek. De kinderen kennen gecompliceerd en veelal pedagogisch belastend gedrag. Hierdoor hebben zij behoefte aan een sterk pedagogisch onderlegde opvoeder, wat onvoldoende in de thuissituatie door de moeder wordt laten zien. Daarnaast weet moeder [naam13] de kinderen onvoldoende structuur en begrenzing te bieden. Er wordt niet voldaan aan de minimale behoeften van de kinderen. Het aangehouden gedeelte van het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing moet daarom worden toegewezen. Gedurende deze periode zal worden onderzocht of moeder [naam13] met (enkele) van haar kinderen naar een gezinsopname van Meidy kan gaan. Er zijn geen mogelijkheden om 24 uur per dag hulpverlening in de thuissituatie in te zetten.
Het verzoek II betreft [minderjarige05] , [minderjarige07] , [minderjarige08] en [minderjarige11] en strekt tot een verlenging van de machtiging uithuisplaatsing met één maand en aansluitend een machtiging tot uithuisplaatsing bij de moeder met gezag ( [naam14] ) voor de resterende duur van de ondertoezichtstelling. De gecertificeerde instelling heeft dit verzoek als volgt gemotiveerd.
Er zijn nog steeds zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige05] , [minderjarige07] , [minderjarige08] en [minderjarige11] . Moeder [naam14] staat alleen voor de zorg en opvoeding van de kinderen en heeft geen persoonlijk netwerk. Zij woont sinds 27 juni 2023 in een tijdelijke vervolgwoning en zal in augustus 2023 bevallen van haar vijfde kind. De afgelopen periode zijn deels begeleide en deels onbegeleide bezoeken tussen de kinderen en moeder [naam14] ingezet. De kinderen hebben langer de 24-uurs zorg van Youthturn nodig. De moeder is hoogzwanger en kan de zorg voor de kinderen momenteel niet aan. Een verlenging van de uithuisplaatsing met één maand zorgt ervoor dat moeder [naam14] in alle rust van haar kind kan bevallen. Daarnaast kan op deze manier zorgvuldig teruggewerkt worden naar huis. Voor de terugplaatsing is een machtiging tot uithuisplaatsing bij moeder [naam14] noodzakelijk zodat de kinderen op een veilige wijze kunnen opgroeien. De vader heeft namelijk aangegeven dat hij herenigd wil worden met zijn vrouw en kinderen. Hierin worden grote veiligheidsrisico’s gezien, omdat de kinderen uitspraken over huiselijk geweld en seksueel misbruik door de vader hebben gedaan. Als er een machtiging tot uithuisplaatsing ligt, kan het contact met de vader gecontroleerd plaatsvinden door de vaststelling van een omgangsregeling.
Namens de ouders heeft de advocaat ten aanzien van verzoek I verzocht om de verlenging van de uithuisplaatsing te beperken in duur, te weten voor maximaal vier of vijf maanden. Het is niet noodzakelijk dat de machtiging tot uithuisplaatsing voor de verzochte duur van negen maanden wordt verleend. Daarnaast is het de vraag of een gezinsopname nodig is, gezien de moeder eerder met haar jongste kind, [naam18] , bij Rosa Manus heeft verbleven. Er moet voorzichtig worden omgegaan met de uitkomst van het diagnostisch onderzoek uit het verleden ten aanzien van moeder [naam13] . De moeder wil bewijzen dat zij de opvoeding van de kinderen op zich kan nemen. De afgelopen periode heeft zij hiervoor onvoldoende de kans gekregen. De wijze waarop is geprobeerd om een terugplaatsing te bewerkstelligen is niet passend. De moeder vraagt om hulp en ondersteuning bij de opvoeding van de kinderen, zodat een langere uithuisplaatsing niet nodig is. De vader zit nog steeds in voorlopige hechtenis. Er zal binnenkort een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis bij de rechtbank worden ingediend. Indien dit noodzakelijk en in het belang van de kinderen is, is de vader bereid om afstand te nemen van de kinderen. De vader vindt het belangrijk dat de kinderen bij moeder [naam13] opgroeien en is bang dat zij schade zullen ondervinden door een lange uithuisplaatsing.
Ten aanzien van verzoek II is door de advocaat van de ouders naar voren gebracht dat de ouders zich kunnen vinden in het verzoek tot een verlenging van de uithuisplaatsing met maximaal twee maanden. De ouders betreuren het dat het niet is gelukt om de kinderen voor de bevalling van moeder [naam14] terug te plaatsen. De kinderen kunnen binnen een aantal weken na de bevalling van de moeder gefaseerd worden teruggeplaatst. Uit de rapportages volgt verder dat er geen aanleiding is voor een langere uithuisplaatsing. De rechtbank heeft de echtscheiding tussen de vader en moeder [naam14] uitgesproken. Deze uitspraak moet nog in de registers worden ingeschreven.
De vader heeft naar voren gebracht dat hij niet achter de verzochte gezinsopname van de kinderen met moeder [naam13] staat. Wel staat hij achter een observatieperiode zodat de krachten van moeder [naam13] in kaart kunnen worden gebracht. Indien de rechtbank beslist dat hij geen contact mag hebben met de kinderen, dan zal de vader deze beslissing respecteren.
Moeder [naam13] heeft aangegeven dat zij een alleenstaande ouder is en dat zij de opvoeding van [minderjarige01] , [minderjarige02] , [minderjarige03] , [minderjarige04] , [minerjarige06] , [minderjarige09] en [minderjarige10] kan dragen als zij hiervoor hulp in de thuissituatie krijgt. Zij heeft de kans niet gekregen om te laten zien dat zij de opvoeding kan dragen omdat de kinderen slechts voor een korte tijd bij haar zijn geweest. Moeder [naam13] staat niet achter de verzochte gezinsopname, waarbij zij samen met haar kinderen voor een langere periode ergens anders verblijft. De woning zal in september 2023 gereed zijn zodat de kinderen terug kunnen keren naar huis.
Moeder [naam14] heeft naar voren gebracht dat het beschadigend is voor [minderjarige05] , [minderjarige07] , [minderjarige08] en [minderjarige11] als zij langer uithuisgeplaatst blijven. Zij wil dat de vader aanwezig is bij de bevalling van haar vijfde kind en dat hij meerdere keren per week contact heeft met de kinderen.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing voor alle kinderen nog aanwezig zijn.
De kinderrechter overweegt ten aanzien van alle kinderen dat de zorgen onverminderd aanwezig zijn over wat zich heeft afgespeeld in de thuissituatie en de uitspraken van de kinderen over mishandeling en misbruik door de vader. Bij beschikking van 20 april 2023 heeft de kinderrechter overwogen dat stappen gezet moesten worden vanuit de gecertificeerde instelling en de ouders om richting een thuisplaatsing te werken. Bezien moest worden of een thuisplaatsing in de komende drie maanden kon worden gerealiseerd. De kinderrechter moet echter vaststellen de kinderen nog steeds in een jeugdhulpaccommodatie verblijven.
Ten aanzien van [minderjarige01] , [minderjarige02] , [minderjarige03] , [minderjarige04] , [minerjarige06] , [minderjarige09] en [minderjarige10] (verzoek I) overweegt de kinderrechter als volgt. De moeder staat alleen voor de opvoeding van de kinderen en is niet bekend met een persoonlijk netwerk. Sinds 24 februari 2023 verblijft de vader in voorlopige hechtenis omdat hij wordt verdacht van structurele kindermishandeling. Het is thans nog onbekend wanneer hij weer vrijkomt. Er zijn zorgen over de fysieke leefomgeving van de kinderen. De woning van de moeder is in vervallen staat en er zijn nog geen voorzieningen voor de kinderen zodat zij nog niet thuis kunnen overnachten.
De afgelopen maanden zijn de opvoedvaardigheden en de mogelijkheden van de moeder onderzocht vanuit de organisatie Youthurn. Hieruit zijn zorgen naar voren gekomen over de leerbaarheid van de moeder, haar mogelijkheden en haar functioneringsniveau. Op basis van een oud diagnostisch onderzoek is een licht verstandelijke beperking bij de moeder geconstateerd. In overleg met de moeder zal zij worden aangemeld om een nieuw diagnostisch onderzoek te laten verrichten. Uit de stukken volgt dat een deel van de kinderen een bovengemiddelde opvoedbehoefte heeft en daarom meer begeleiding en hulp nodig heeft. De moeder zou onvoldoende in staat zijn om aan te sluiten op de leeftijdsadequate behoeften van de kinderen.
Uit de gesprekken met de kinderen voorafgaand aan de zitting, leidt de kinderrechter af dat zij een sterke wens hebben om terug te keren naar de moeder. De kinderrechter stelt vast dat sprake is van een zeer groot gezin en dat zij zich, als Afghaanse familie, staande moeten houden in de Nederlandse maatschappij. Daarbij is de moeder aangewezen op haar eigen mogelijkheden en capaciteiten. Echter vindt de kinderrechter het belangrijk dat de moeder passende hulpverlening ontvangt, zodat de kinderen in de thuissituatie wel de benodigde structuur en begrenzing krijgen. Het plan van de gecertificeerde instelling voor een gezinsopname van moeder [naam13] samen met (een deel van) haar kinderen, is complex. Het grote aantal kinderen en de tijd die dit in beslag zal nemen, roept de vraag op naar de haalbaarheid van het plan. Bovendien is de vraag in hoeverre dit plan met bijbehorende voorwaarden kan aansluiten bij de eigen cultuur van deze grote en bijzondere familie. De kinderrechter weegt al deze omstandigheden en verwacht op dit moment weinig van een gezinsopname. Het argument dat een gezinsopname zou moeten gaan plaatsvinden, legt dan ook geen gewicht in de schaal voor een langere periode van de uithuisplaatsing dan zal worden toegewezen.
De kinderrechter constateert dat de opvoedsituatie bij moeder [naam13] momenteel onvoldoende veilig is om de kinderen terug te plaatsen. Wel acht zij een terugplaatsing van de kinderen binnen een tijdsbestek van zes maanden mogelijk – met alle beperkingen die er zeker zullen zijn – met ondersteuning vanuit de hulpverlening. Gelet op de complexiteit van de situatie zal de machtiging tot uithuisplaatsing daarom voor zes maanden worden verlengd. Het resterende gedeelte van het verzoek wordt afgewezen.
Ten aanzien van [minderjarige05] , [minderjarige07] , [minderjarige08] en [minderjarige11] (verzoek II) stelt de kinderrechter vast dat sprake is van een wezenlijk andere situatie dan de hiervoor geschetste stand van zaken. Uit de stukken volgt dat moeder [naam14] inmiddels beschikt over een eigen woning. De afgelopen periode hebben zowel begeleide als onbegeleide bezoeken plaatsgevonden tussen de moeder en de kinderen. Hieruit kan worden geconcludeerd dat ieder kind een andere opvoedbehoefte heeft. Uit de observaties vanuit Youthurn naar de opvoedvaardigheden van de moeder volgt dat het haar voldoende lukt om aan te sluiten bij de opvoedbehoefte van de kinderen. De kinderrechter acht een korte verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor twee maanden passend, zodat de moeder in alle rust kan bevallen van haar vijfde kind. De komende twee maanden is het van belang dat de terugplaatsing van de kinderen zorgvuldig, gestructureerd en met behulp van passende hulpverlening in gang wordt gezet. Daarbij kan de moeder in deze periode fysiek herstellen van de bevalling en is zij daarna weer (fysiek) in de gelegenheid om voor de andere kinderen te zorgen. De kinderrechter wijst het verzoek ten aanzien van het gedeelte van de aansluitende machtiging tot uithuisplaatsing bij de moeder met gezag af. Reden daarvoor is dat de ondertoezichtstelling voldoende waarborgen biedt om de vader, indien noodzakelijk, op afstand te houden.
Ten overvloede merkt de kinderrechter op dat het positief is dat de vader ter zitting nogmaals zijn bereidheid heeft uitgesproken om afstand te nemen van de twee gezinnen om een veilige thuisplaatsing van de kinderen bij de moeders mogelijk te maken. In dat verband drukt de kinderrechter de moeders op het hart dat zij het belang van de kinderen voorop zullen zetten in plaats van het belang van de vader.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de aan William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering verleende machtiging [minderjarige01] , [minderjarige02] , [minderjarige03] , [minderjarige04] , [minerjarige06] , [minderjarige09] en [minderjarige10] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van 22 juli 2023 tot 22 januari 2024;
en
verlengt de aan William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering verleende machtiging [minderjarige05] , [minderjarige07] , [minderjarige08] en [minderjarige11] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van 22 juli 2023 tot 22 september 2023;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2023 door mr. S.J. Huizenga, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.P.M. van der Hoorn als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 27 juli 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.