ECLI:NL:RBDHA:2023:11212

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
28 juli 2023
Zaaknummer
NL23.7024
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag uitstel van vertrek om medische redenen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om uitstel van vertrek om medische redenen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 3 mei 2022 afgewezen, waarna eiser bezwaar heeft gemaakt. Het bestreden besluit van 17 februari 2023 bevestigde de afwijzing. De rechtbank heeft het beroep op 21 juli 2023 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren, maar eiser zelf niet. De rechtbank heeft eerst het verzoek van eiser om vrijstelling van griffierecht beoordeeld en dit definitief toegewezen, waardoor eiser geen griffierecht hoeft te betalen.

De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Volgens artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 kan uitzetting achterwege blijven als de gezondheidstoestand van de vreemdeling of zijn gezinsleden het niet verantwoord maakt om te reizen. De staatssecretaris heeft advies gevraagd aan het Bureau Medische Advisering (BMA), dat concludeerde dat eiser lijdt aan een posttraumatische stressstoornis en andere ernstige gezondheidsproblemen. Eiser heeft echter niet voldoende aangetoond dat de noodzakelijke medische zorg in Noord-Irak niet beschikbaar of toegankelijk is. De rechtbank volgt de staatssecretaris in zijn besluit en oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in staat is om te reizen of dat er een reëel risico bestaat op schending van artikel 3 van het EVRM.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag van eiser om uitstel van vertrek om medische redenen terecht heeft afgewezen. Het beroep wordt ongegrond verklaard en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te betalen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.7024
V-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. W. Epema).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om uitstel van vertrek om medische redenen.
2. De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 3 mei 2022 afgewezen. Hiertegen heeft eiser bezwaar gemaakt. Met het besluit van 17 februari 2023 op het bezwaar van eiser (hierna: bestreden besluit), is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
3. De rechtbank heeft het beroep op 21 juli 2023 op zitting behandeld in Breda. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiser was niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt eerst of eiser definitief wordt vrijgesteld van het betalen van griffierecht. Het verzoek om vrijstelling is door de rechtbank op 21 maart 2023 voorlopig toegewezen. Gelet op wat eiser heeft meegedeeld over zijn inkomen en gelet op het ondertekende formulier wijst de rechtbank dit verzoek definitief toe. Dit betekent dat eiser geen griffierecht hoeft te betalen.
5. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser aan de hand van zijn beroepsgronden.
6. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Juridisch kader
7. In artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw) staat dat uitzetting achterwege blijft zolang het gelet op de gezondheidstoestand van de vreemdeling of die van een van zijn gezinsleden niet verantwoord is om te reizen.
8. Volgens het beleid [1] van de staatssecretaris kan de Immigratie- en Naturalisatiedienst uitstel van vertrek verlenen op grond van artikel 64 van de Vw als:
  • de vreemdeling medisch gezien niet in staat is om te reizen; of
  • er een reëel risico bestaat op schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) om medische redenen.
9. In artikel 3 van het EVRM staat dat niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen. Volgens het beleid [2] van de staatssecretaris is alleen sprake van een reëel risico op schending van dit artikel:
- als uit het advies van het Bureau Medische Advisering (hierna: BMA) blijkt dat het achterwege blijven van de medische behandeling naar alle waarschijnlijkheid zal leiden tot een medische noodsituatie; en
 als de noodzakelijke medische behandeling in het land van herkomst of bestendig verblijf niet beschikbaar is; of
 als in geval de noodzakelijke medische behandeling wel beschikbaar is, gebleken is dat deze aantoonbaar niet toegankelijk is.
Heeft de staatsecretaris de aanvraag van eiser om uitstel van vertrek om medische redenen terecht afgewezen?
10. De staatssecretaris heeft advies gevraagd aan het BMA om op het verzoek om uitstel van vertrek te kunnen beslissen. Op 16 november 2021 heeft het BMA een advies uitgebracht. Uit dit advies blijkt dat eiser lijdt aan een posttraumatische stressstoornis, depressieve stoornis en milde tabaksafhankelijkheid. Daarnaast heeft eiser problemen die te maken hebben met het zich aanpassen aan culturen. [3] Ook wordt melding gemaakt van een eenmalige ernstige episode. Verder heeft eiser zich meerdere keren suïcidaal geuit en in oktober 2020 heeft hij een zelfmoordpoging gedaan. Uit het advies van het BMA blijkt verder dat bij het uitblijven van de medische behandeling een medische noodsituatie op de korte termijn wordt verwacht en dat de noodzakelijke medische behandeling in Noord-Irak (de Koerdische Autonome Regio) aanwezig is. Er is een psychiater en medicatie aanwezig in [plaatsnaam].
11. Eiser voert de volgende beroepsgronden aan. Het bestreden besluit is niet goed gemotiveerd, omdat de staatssecretaris hierin heeft opgenomen dat de uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 juli 2022 wordt overgenomen. Daarnaast heeft eiser voldoende aannemelijk gemaakt dat de nodige behandeling en medicatie in Noord-Irak niet aanwezig zijn en, voor zover wel aanwezig, niet voor hem toegankelijk. Eiser wijst op het Informatiebericht 2023/53 van de staatssecretaris dat geldt vanaf 12 juli 2023 en dat is opgesteld naar aanleiding van het arrest X. tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 22 november 2022 van het Hof van Justitie van de Europese Unie. [4] Volgens eiser is in zijn geval een te korte periode in aanmerking genomen bij de beoordeling van de medische problemen. Verder heeft de staatssecretaris onvoldoende rekening gehouden met de directe en indirecte gevolgen van toename van de medische klachten bij het uitblijven van de behandeling. Tot slot stelt eiser dat hij gehoord had moeten worden in bezwaar. Ter onderbouwing verwijst hij naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 juli 2022. [5]
12.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat de uitspraak van de voorzieningenrechter niet kan worden gebruikt als motivering van het bestreden besluit. De staatssecretaris is in het bestreden besluit gemotiveerd ingegaan op de gronden van bezwaar en heeft ter onderbouwing en ter verduidelijking van zijn standpunt kunnen verwijzen naar de uitspraak van de voorzieningenrechter.
13. De rechtbank volgt eiser ook niet in zijn stelling dat in zijn geval een te korte periode in aanmerking is genomen bij de beoordeling van zijn medische problemen. Ook de stelling dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de directe en indirecte gevolgen van toename van de medische klachten bij uitblijven van de behandeling volgt de rechtbank niet. In het bestreden besluit heeft de staatssecretaris namelijk overwogen dat bij het uitblijven van behandeling een medische noodsituatie wordt verwacht. Dat uit het Informatiebericht 2023/53 volgt dat er geen strikte termijn van drie maanden meer wordt gehanteerd voor de beoordeling van ‘medische noodsituatie’ en dat de directe en indirecte gevolgen van toename van de medische klachten bij uitblijven van behandeling moeten worden betrokken bij de beoordeling, is in dit geval daarom ook niet van belang.
14. De staatssecretaris heeft verder terecht overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de noodzakelijke medische zorg voor hem niet aanwezig dan wel toegankelijk is. Eiser heeft dit namelijk niet met documenten onderbouwd, terwijl die verplichting wel bij hem ligt.
15. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de staatssecretaris in dit geval van horen in bezwaar heeft kunnen afzien. De staatssecretaris heeft in zijn verweerschrift terecht gewezen op de omstandigheid dat eiser in zijn bezwaarschrift niet uitdrukkelijk heeft verzocht om een hoorzitting. Eiser heeft juist meegedeeld dat hij niet in staat is om gehoord te worden. Ook heeft de staatssecretaris terecht gewezen op het feit dat eiser in de gelegenheid is gesteld om ontbrekende informatie alsnog aan te leveren. De staatssecretaris heeft eiser namelijk een brief gestuurd op 27 januari 2022 met de vraag om binnen vier weken aan de hand van documenten aannemelijk te maken dat de medische zorg voor hem ontoegankelijk is in Noord-Irak. Eiser heeft op 24 februari 2022 een reactie gegeven, maar hij heeft hierbij geen documenten overgelegd. Hij heeft ook geen redenen gegeven waarom hij bepaalde informatie niet kan overleggen. Tot slot heeft de staatssecretaris er in zijn verweerschrift terecht op gewezen dat niet is gebleken dat eiser zich actief heeft ingespannen om aannemelijk te maken dat de noodzakelijke medische zorg in Noord-Irak voor hem niet toegankelijk is, terwijl hij hier wel voldoende gelegenheid voor heeft gehad.

Conclusie en gevolgen

16. De staatssecretaris heeft de aanvraag van eiser om uitstel van vertrek om medische redenen terecht afgewezen.
17. Het beroep is ongegrond. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te betalen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit beleid staat in paragraaf A3/7.1. van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: Vc).
2.Dit beleid staat in paragraaf A3/7.1.3. van de Vc.
3.Dit worden acculturatieproblemen genoemd.
4.ECLI:EU:C:2022:913.