In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om uitstel van vertrek om medische redenen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 3 mei 2022 afgewezen, waarna eiser bezwaar heeft gemaakt. Het bestreden besluit van 17 februari 2023 bevestigde de afwijzing. De rechtbank heeft het beroep op 21 juli 2023 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren, maar eiser zelf niet. De rechtbank heeft eerst het verzoek van eiser om vrijstelling van griffierecht beoordeeld en dit definitief toegewezen, waardoor eiser geen griffierecht hoeft te betalen.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Volgens artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 kan uitzetting achterwege blijven als de gezondheidstoestand van de vreemdeling of zijn gezinsleden het niet verantwoord maakt om te reizen. De staatssecretaris heeft advies gevraagd aan het Bureau Medische Advisering (BMA), dat concludeerde dat eiser lijdt aan een posttraumatische stressstoornis en andere ernstige gezondheidsproblemen. Eiser heeft echter niet voldoende aangetoond dat de noodzakelijke medische zorg in Noord-Irak niet beschikbaar of toegankelijk is. De rechtbank volgt de staatssecretaris in zijn besluit en oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in staat is om te reizen of dat er een reëel risico bestaat op schending van artikel 3 van het EVRM.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag van eiser om uitstel van vertrek om medische redenen terecht heeft afgewezen. Het beroep wordt ongegrond verklaard en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te betalen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.