In deze zaak hebben eisers op 2 november 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinsleden van een referent in het kader van nareis. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eisers op 27 mei 2023. Op 20 juni 2023 hebben eisers beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn van 90 dagen, die door verweerder met drie maanden was verlengd, is overschreden. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat eisers rechtsgeldig in gebreke hebben gesteld en meer dan twee weken zijn verstreken sinds deze ingebrekestelling.
De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van dezelfde rechtbank, waarin is geoordeeld dat bij overschrijding van de beslistermijn in vergelijkbare zaken sprake is van een bijzonder geval. De rechtbank sluit zich aan bij deze overwegingen en bepaalt dat verweerder binnen acht weken na de uitspraak een beslissing op de aanvraag moet nemen, tenzij er nader onderzoek nodig is. In dat geval moet de beslissing binnen twintig weken na de uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens wordt verweerder verplicht een dwangsom van € 100,- per dag te betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt de verbeurde dwangsom op € 1.442,- vast, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken sinds de ingebrekestelling. Tot slot veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 418,50.