In deze zaak heeft eiseres, geboren op [geboortedatum] en van Syrische nationaliteit, op 11 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij [naam] in het kader van nareis. Eiseres heeft verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, op 9 mei 2023 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Vervolgens heeft zij op 15 juni 2023 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. Verweerder heeft op 30 juni 2023 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. De rechtbank concludeert dat de beslistermijn van 90 dagen na ontvangst van de aanvraag is verstreken en dat eiseres rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Het beroep is daarom kennelijk gegrond. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank, waarin is geoordeeld dat bij overschrijding van de beslistermijn bij aanvragen om gezinshereniging sprake is van een bijzonder geval.
De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen acht weken na verzending van deze uitspraak een beslissing op de aanvraag moet bekendmaken, tenzij verweerder besluit tot nader onderzoek. Tevens wordt verweerder verplicht een dwangsom van € 100,- per dag te betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-, aangezien meer dan 42 dagen zijn verstreken. Tot slot veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50.