ECLI:NL:RBDHA:2023:11280

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
NL23.18160
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een asielaanvraag in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. De staatssecretaris had op 21 juni 2023 besloten de asielaanvraag van eiser, ingediend op 26 mei 2023, niet in behandeling te nemen, omdat België verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvraag. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, aangezien dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht.

De rechtbank onderzoekt of het beroep ontvankelijk is. De staatssecretaris heeft op 3 juli 2023 aan de rechtbank gemeld dat eiser op 28 juni 2023 door het COA is geregistreerd als met onbekende bestemming vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft op 29 juni 2023 aangegeven geen contact meer te hebben met eiser en daarom geen beroepsgronden in te dienen. Dit roept de vraag op of eiser nog procesbelang heeft.

Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, heeft een vreemdeling die met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact meer onderhoudt met zijn gemachtigde, geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De rechtbank concludeert dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland, en verklaart het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van mr. D. Steenbeek, griffier, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.18160

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. P.L.E.M. Krauth),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 21 juni 2023, waarin de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser van 26 mei 2023 niet in behandeling heeft genomen, omdat België verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.1
De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet
nodig is. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het beroep ontvankelijk is.
Heeft eiser nog procesbelang?
3. De staatssecretaris heeft in het bericht van 3 juli 2023 aan de rechtbank laten weten dat eiser op 28 juni 2023 door het COa is geregistreerd als met onbekende bestemming vertrokken. Gemachtigde van eiser heeft op 29 juni 2023 laten weten geen contact meer te hebben met eiser en daarom geen beroepsgronden in te dienen.
3.1.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat als de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde, hij geen prijs meer stelt op de door gezochte bescherming in Nederland. De vreemdeling heeft in dat geval geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Dit is alleen anders als een vreemdeling laat weten dat hij nog contact met zijn gemachtigde heeft en dus nog steeds prijs stelt op de door hem verzochte bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft en waar hij verblijft en dat de gemachtigde nog contact heeft met de vreemdeling over de voortgang van de procedure en de keuzes die daarin moeten worden gemaakt. [2]
3.2.
Gelet op deze rechtspraak en het bericht van de gemachtigde van eiser van 29 juni 2023 neemt de rechtbank aan dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Eiser heeft daarom geen procesbelang meer bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.

Conclusie en gevolgen

4. De rechtbank verklaart het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van mr. D. Steenbeek, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dit mogelijk.
2.Zie bijvoorbeeld ABRvS, 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:579.